Ondanks standaardbehandeling met H1-antagonisten van de tweede generatie, blijft meer dan 50% van de patiënten met chronische spontane urticaria symptomatisch. Het verhogen van de dosis tot viermaal de standaarddosis leidt bij veel patiënten ook niet tot verbetering. In de parallelle fase III-studies REMIX-1 en REMIX-2 leidde behandeling met de nieuwe Bruton-tyrosinekinaseremmer remibrutinib tot betere klinische uitkomsten in vergelijking met placebo bij patiënten met chronische spontane urticaria bij wie de ziekte onvoldoende onder controle was met H1-antagonisten. De resultaten van de post-hocanalyses van deze studies werden tijdens EAACI 2024 gepresenteerd door prof. Marcus Maurer (Freie Universität Berlin en Humboldt-Universität zu Berlin, Duitsland).1
Chronische spontane urticaria (CSU) is een inflammatoire huidaandoening die zich manifesteert met jeukende huiduitslag met of zonder angio-oedeem gedurende zes weken of langer. Mestcellen en basofiele granulocyten zijn de belangrijkste pathogene factoren van CSU, en hun activering resulteert in de afgifte van histamine en cytokines met daaropvolgende huidontsteking. Bruton-tyrosinekinase (BTK) is een signaalmolecuul dat betrokken is bij de activatie van B‐cellen en macrofagen, maar ook van mestcellen en basofiele granulocyten. In REMIX-1 en REMIX-2 gaf behandeling met remibrutinib, een nieuwe orale BTK-remmer, statistisch significant betere klinische uitkomsten in vergelijking met placebo.2 In post-hocanalyses van deze studies werd de werkzaamheid met betrekking tot ziekteactiviteit verder onderzocht.
In REMIX-1 en REMIX-2, twee parallelle, dubbelblinde, gerandomiseerde fase III-studies, werden volwassenen met CSU (gediagnosticeerd ≤6 maanden geleden) bij wie de ziekte onvoldoende onder controle was met H1-antagonisten 2:1 gerandomiseerd tussen behandeling met remibrutinib (25 mg 2 dd) of placebo. De behandelduur was 24 weken, waarna beide groepen in een ‘open-label’-extensieperiode van 28 weken behandeld werden met remibrutinib. De primaire uitkomstmaat was de verandering van de ziekteactiviteit, gemeten vanaf het begin van de studie tot week 24 op basis van de ‘Urticaria Activity Score over 7 days’ (UAS7). De UAS7 beoordeelt de ernst van de jeuk en het aantal bronnen van huiduitslag bij CSU, gedocumenteerd in een dagboek. De vijf categorieën zijn als volgt: 0 punten (geen urticaria), 1-6 punten (ziekte goed onder controle), 7-15 punten (lichte verschijnselen), 16-27 punten (matige verschijnselen) en 28-42 punten (ernstige verschijnselen).
In totaal werden 904 patiënten met CSU gerandomiseerd tussen behandeling met remibrutinib (totaal: n=613; REMIX-1: n=313; REMIX-2: n=300) of placebo (totaal: n=312; REMIX-1: n=157; REMIX-2: n=155). Bij aanvang van de studie had 64,2% van de patiënten uit de remibrutinibgroep een UAS7-score die correspondeerde met de categorie ‘ernstige verschijnselen’ en 35,8% met de categorie ‘matige verschijnselen’. In de placebogroep werden vergelijkbare percentages gevonden: respectievelijk 59,7 en 40,3%. Bij patiënten die met remibrutinib werden behandeld nam de ziekteactiviteit af en zij gingen al in week 2 naar een lagere UAS7-categorie. In de remibrutinibgroep bleven meer patiënten tot week 24 in een lagere ziekteactiviteitscategorie in vergelijking met placebo. Na 24 weken werden de volgende percentages gerapporteerd voor de verschillende categorieën (remibrutinib vs. placebo): urticariavrij: 33,9 vs. 17,2%; ziekte goed onder controle: 14,8 vs. 11,2%; lichte verschijnselen: 19,5 vs. 20,8%; matige verschijnselen: 8,0 vs. 19,8%; en ernstige verschijnselen: 7,8 vs. 14,9%.
De resultaten van deze post-hocanalyses van gegevens uit REMIX-1 en REMIX-2 tonen aan dat behandeling met remibrutinib de ziekteactiviteit van CSU al na twee weken meer vermindert dan placebo bij patiënten met CSU bij wie de ziekte onvoldoende onder controle is met H1-antagonisten. Deze behandelrespons hield gedurende 24 weken aan. Na 24 weken waren meer patiënten urticariavrij die met remibrutinib werden behandeld vergeleken met placebo.
Referenties