Een nieuwe behandelmethode die in opkomst is voor pinda-allergie is het toepassen van orale immuuntherapie. In het onderzoek van Chu en collega’s wordt gekeken naar de effectiviteit en het bijwerkingenprofiel van de immuuntherapie in vergelijking met allergeenvermijding en placebo.
In het artikel werden de databases van onder andere ‘China National Knowledge Infrastructure’, ‘Cochrane Controlled Register Trials’ en ‘European Medicines Agency’ doorzocht op zoek naar gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken die immuuntherapie vergeleken met geen immuuntherapie voor pinda-allergieën. De data werd onafhankelijk en in tweevoud beoordeeld om het risico op bias te verminderen.
Uit 12 studies (n=1.041; mediane leeftijd in alle onderzoeken 8,7 jaar [IQR 5,9–11,2]) kwam naar voren dat het behandelen met orale immuuntherapie het risico op anafylaxie vergrootte. Bovendien nam de anafylaxiefrequentie en het epinefrinegebruik toe bij orale immuuntherapie in vergelijking met geen immuuntherapie. Het behandelen met orale immuuntherapie vergrootte daarbij de kans op ernstige bijwerkingen en niet-anafylactische reacties, waaronder braken (relatief riscio [RR]: 1,79; 95%-BI: 1,35–2,38); angio-oedeem (RR: 2,25; 95%-BI: 1,13–4,47); ademhalingsreacties van de bovenste luchtwegen (1,36 [1,02–1,81 en ademhalingsreacties van de onderste luchtwegen (1,55 [0,96–2,50]). De kwaliteit van leven verschilde niet tussen de groepen (rapportage van ouders en zelfrapportage (RR: 1,21 [0,87–1,69]).
Concluderend toont dit onderzoek aan dat het behandelen met orale immuuntherapie bij patiënten met een pinda-allergie de kans op anafylaxie aanzienlijk vergroot in vergelijking met placebo of allergeenvermijding. Dit is ondanks het feit dat het behandelen met orale immuuntherapie wel leidt tot desensibilisatie (zie afbeelding). Het is dus van belang dat er verder onderzoek wordt gedaan naar andere behandelmethoden.
Referenties