SAMENVATTING
Ernstig astma treft 3–10% van de volwassen patiënten met astma. Het gaat om patiënten met ongecontroleerd astma ondanks maximale behandeling en goede aanpak van modificeerbare factoren. Het maken van een onderverdeling in fenotypen, zoals allergisch en eosinofiel astma, helpt om een betere gerichte behandeling op te starten. Meer en meer wordt gebruik gemaakt van het onderscheid tussen ‘type 2-high’ en ‘type 2-low’ inflammatie, geassocieerd met respectievelijk de aan- of afwezigheid van bloedeosinofilie en een hoge FeNO. Sinds de introductie van doelgerichte therapie in de vorm van ‘biologicals’ is het behandellandschap van ernstig astma drastisch veranderd. De ‘biologicals’ in de behandeling van ernstig astma zijn antilichamen gericht tegen IgE, IL-5 en IL-5R, IL-4 en IL-13. Recentelijk werd ook een ‘biological’ ontwikkeld tegen een component meer stroomopwaarts van de astma-‘pathway’, namelijk anti-TSLP. In gerandomiseerde klinische studies en nu ook in ‘real-world’- data wordt de effectiviteit van deze middelen bevestigd, zowel op longaanvallen, ziektelast als longfunctie en dit ook op een langere termijn. In analogie met andere chronische inflammatoire ziekten, zoals reumatoïde artritis, wordt bij het gebruik van ‘biologicals’ de term klinische remissie geïntroduceerd. Hieronder wordt begrepen: een goede symptoomcontrole, stabilisatie van de longfunctie, geen oraal corticosteroïdgebruik en overeenkomst tussen de patiënt en behandelaar dat de klinische remissie is bereikt binnen een periode van een jaar. Klinische studies tonen aan dat het bereiken van zo’n klinische remissie bij het gebruik van ‘biologicals’ mogelijk is bij 20–50% van de patiënten. Na het staken van deze middelen wordt bij een deel van de patiënten wel opnieuw een toename van de symptomen geobserveerd. Met voorzichtigheid kan bij goede symptoomcontrole een afbouw van de inhalatiecorticosteroïden worden overwogen. Het selecteren van de juiste patiëntenpopulatie, de timing in de start van de ‘biological’ en de mogelijkheid tot dosisreductie of interval in de behandeling zijn onderwerpen voor verder onderzoek.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(4):136–43)