Samenvatting
Een 27-jarige vrouw presenteerde zich op onze spoedeisendehulpafdeling met progressieve kortademigheidsklachten en een duidelijke inspanningsbeperking. Een CT-thorax liet fijne centrilobulaire noduli met een matglasaspect zien. Differentiaaldiagnostisch werd gedacht aan infectieuze oorzaken, extrinsieke allergische alveolitis of sarcoïdose. In het kader van onze differentiaaldiagnosen verrichtten wij een broncho-alveolaire lavage. Deze toonde een lymfocytose met een verlaagde CD4+/CD8+-ratio. Precipitines voor Micropolyspora faeni bleken positief te zijn. Op grond van deze bevindingen werd de diagnose extrinsieke allergische alveolitis gesteld. In eerste instantie werd de expositiebron niet direct geïdentificeerd. Na vermijding van expositie aan het oorzakelijk antigeen en orale corticosteroïden knapte patiënte op. Extrinsieke allergische alveolitis is een complex klinisch immunologisch syndroom. De diagnose wordt in het algemeen gesteld op een combinatie van klinische, röntgenologische, immunologische en eventueel histologische bevindingen. Vermijding van expositie aan het oorzakelijk antigeen vormt de hoeksteen van de behandeling. Zelden zijn corticosteroïden geïndiceerd.
(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:28-35)