SAMENVATTING
Waar de preventie van IgE-gemedieerde voedselallergie tot 2008 gericht was op het vermijden van hoogallergene voedingsmiddelen, is deze gedachte nu 180 graden gedraaid. De huidige hypothese is dat primaire sensibilisatie voor voedselallergenen plaatsvindt via de (niet-intacte) huid, met name bij kinderen met eczeem. Vroege expositie via de gastro-intestinale route geeft minder risico op sensibilisatie en heeft in een aantal studies een duidelijk preventief effect op het ontwikkelen van een voedselallergie. Met name voor pinda en verhit (maar geen rauw) ei laten interventiestudies zien dat er een duidelijke risicoreductie bereikt kan worden door vroege orale introductie van het allergeen, vooral bij kinderen met een hoog risico op een voedselallergie. De praktische implicatie van deze observatie roept vragen op over de veiligste en efficiëntste methode waarop vroege introductie bij zuigelingen met een hoog risico kan plaatsvinden. Er is echter genoeg bewijs voor de stelling dat het niet tijdig introduceren van hoog-allergene bijvoeding tot een verhoogde kans op voedselallergieën leidt, waarvoor op dit moment nog geen curatieve behandeling is.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:157-165)