SAMENVATTING

Openbaar apothekers hebben een belangrijke rol in het begeleiden en ondersteunen van het geneesmiddelengebruik van hun patiënten. De vraagstelling van dit onderzoek is: wat is de effectiviteit van monitoring door de apotheker op de ziektecontrole van astmapatiënten die inhalatiecorticosteroïden (ICS) gebruiken? Om deze vraag te beantwoorden werden astmapatiënten die ICS gebruikten uitgenodigd door 2 interventie- (interventiegroep [IG]) en 2 controleapotheken (controlegroep [CG]). Deelnemende patiënten vulden bij de start van het onderzoek en na 6 maanden follow-up verschillende vragenlijsten in, waaronder de ‘Control of Allergic Rhinitis and Asthma Test’ (CARAT). Aanvullend voltooiden IG-patiënten ook elke 2 weken de CARAT-vragenlijst. Indien de CARAT-scores niet optimaal waren, verslechterden of ontbraken, kregen IG-patiënten advies op maat over ziektemanagement, therapietrouw met ICS en inhalatietechniek. Voor Turbuhaler-gebruikers was aanvullende elektronische monitoring (EMI) beschikbaar, met dagelijkse herinneringen aan ICS-inname. Als primaire uitkomst werden de CARAT-scores bij de follow-up vergeleken tussen de IG en CG door middel van lineaire regressie. Als secundaire uitkomst werd de ICS-therapietrouw vergeleken door middel van logistische regressie. Van maart tot juli 2015 werden 39 IG- en 41 CG-patiënten geïncludeerd. Na 6 maanden verschilden de CARAT-scores niet tussen de IG en CG (–0,19; 95%-betrouwbaarheidsinterval [BI], –2,57–2,20), en evenmin de patiëntenaantallen met ICS-therapietrouw >80% (0,82; 95%-BI, 0,28–2,37). Onder de EMI-gebruikers verschilden de CARAT-scores niet, maar ICS-therapietrouw >80% vertoonde een 4,52-voudige toename (95%-BI, 1,56–13,1) vergeleken met gebruikers zonder EMI. Het monitoren van de openbaar apotheker had bij astmapatiënten geen invloed op CARAT-scores; EMI-gebruik liet wel een verhoogde ICS-therapietrouw zien.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2018;18:112-122)