SAMENVATTING
IgE-sensibilisatietesten, zoals de ‘skin prick test’ en serum-specifiek IgE tegen allergeenextracten, worden sinds vele jaren gebruikt in de diagnostiek van IgE-gemedieerde klinische allergie. Het belangrijkste nadeel van deze testen is dat ze alleen sensibilisatie aantonen, dat maar gedeeltelijk gerelateerd is aan klinische uiting van allergie. Om de definitieve diagnose te stellen, is het voor veel patiënten noodzakelijk een provocatietest te ondergaan, wat hoge kosten en mogelijk ernstige reacties met zich meebrengt. De waarschijnlijkheid van een klinische uiting van allergie kan deels afgeleid worden van de uitkomst van de serumspecifieke IgE-test. Deze waarschijnlijkheid wordt echter beïnvloed door patiëntgebonden factoren, zoals leeftijd, etniciteit, aard van de mogelijke allergische reactie, co-morbiditeit zoals eczeem, geografische locatie, blootstelling aan pollen en dieet. Voor een meer specifieke en gevoelige testuitslag moet mogelijk ook rekening gehouden worden met cofactoren, zoals inspanning. Door deze patiëntgebonden factoren in te calculeren, kan de waarschijnlijkheid van een allergie preciezer worden geschat (pretestwaarschijnlijkheid). Deze patiëntgebonden factoren zorgen ervoor dat bij een patiënt een bepaalde allergie meer of minder waarschijnlijk is bij een bepaalde testuitslag (posttestwaarschijnlijkheid). Wij presenteren twee methoden om de pretestwaarschijnlijkheid te includeren bij de interpretatie van uitslagen. Hoewel deze methoden duidelijke voordelen bieden, vooral klinisch, is meer onderzoek nodig om de pretestwaarschijnlijkheid af te leiden voor de verschillende factoren, regio’s en allergenen en om te bepalen in welke mate de betekenis van de testresultaten verschilt in verschillende populaties. Clinici dienen ervoor te zorgen dat patiënten de testuitslagen begrijpen, om zo het vertrouwen in zelfmanagement te stimuleren.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:5-11)