Kinderen met voedselallergie, die daardoor een angst hebben ontwikkeld, kunnen baat hebben bij cognitieve gedragstherapie. Dat concluderen onderzoekers van het Children’s Hospital of Philadelphia in Amerika. Zo’n therapie helpt hen in de omgang met voedingssituaties in het algemeen waardoor het angstige gedrag vermindert.
Voor mensen met een voedselallergie is het niet slecht om voorzichtig te zijn met voeding. Zo kan het risico van toevallige inname worden verkleind. Extreme voorzichtigheid kan echter ook doorslaan in angst voor voedselsituaties. In het geval van voedselallergie bij kinderen speelt ook het gedrag van de ouders een grote rol in de mate van angst die het kind ervaart. Dergelijke angst bij kinderen en/of hun ouders kan leiden tot een slechtere omgang met de allergie, meer last van allergiegerelateerde klachten en (daardoor) een slechtere gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.
Cognitieve gedragstherapie is een behandeling waarvan bekend is dat deze effectief is tegen angststoornissen bij kinderen. Tijdens de therapie wordt geleerd hoe mensen beter kunnen omgaan met negatieve gedachten en gevoelens over zichzelf en hun omgeving.
De therapie in dit onderzoek bestond uit stapsgewijze blootstelling van het kind aan hetgeen waar hij of zij allergisch voor is. Onder begeleiding van een allergoog en/of een psycholoog moesten de kinderen een allergeen snuiven en aanraken, en een onnodig gevreesd en vermeden voedingsmiddel eten.
Aan de hand van verschillende vragenlijsten werd onder andere de mate van angst en de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven gemeten. Deze vragenlijsten werden ingevuld door de kinderen, maar ook door de ouder(s) en therapeut(en). Deze scores verbeterden allemaal vanaf het beginpunt tot na afloop van de therapiesessies. Na enkele maanden werden deze vragenlijst nogmaals ingevuld. Toen bleek dat de resultaten aanhielden. De therapie zorgde dus voor een blijvende verbetering.
Bron
Naar boven