NTvAAKI - jaargang 23, nummer 4, november 2023
dr. H.T. den Dekker
Dit is een journalscan van het artikel “Biologics in the treatment of asthma in children and adolescents” met commentaar uit de Nederlandse medische praktijk.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2023;23(4):142–3)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 23, nummer 3, september 2023
V.E.M. Grupa BSc, masterstudent Geneeskunde, dr. H.C. Hafkamp
De opkomst en populariteit van de elektronische sigaret onder Nederlandse jongeren is afgelopen tijd een veelbesproken onderwerp. Artsen uitten recentelijk hun zorgen over de grootschalige promotie op social-mediaplatformen en de mogelijke gezondheidsuitkomsten van gebruik van de zogenoemde e-sigaretten of ‘vapes’ in de campagne #artsenslaanalarm.1 Elektronische sigaretten verhitten een nicotinebevattende vloeistof die in verdampte vorm wordt geïnhaleerd. Hierbij komen onder andere propyleenglycol en carcinogene stoffen vrij.2 Het ‘gewone’ roken is een frequent aangekaart onderwerp in de spreekkamer van de allergoloog, maar is het dan ook klinisch relevant om het gebruik van nieuwe tabaksproducten te bespreken? Volgens Chung et al. in een artikel dat in 2020 werd gepubliceerd in Allergy is er een relatie tussen nieuwe tabaksproducten en het risico op allergische rinitis en astma.3
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2023;23(3):100–1)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 23, nummer 2, mei 2023
drs. F. de Weert aios longziekten
Astma is een heterogeen ziektebeeld en wordt gekenmerkt door variabele luchtwegobstructie, resulterend in klachten van kortademigheid. De meeste astmapatiënten kunnen goed worden behandeld met de bekende ‘saneren’-adviezen en inhalatiemedicatie (meestal een combinatie van inhalatiecorticosteroïden en een langwerkend beta-2-mimeticum). Bij ongeveer 4% van de astmapatiënten lukt het niet hen stabiel te krijgen met deze gebruikelijke therapie. 1 Een deel van deze refractaire astmapatiënten heeft een astma dat gekenmerkt wordt door een eosinofiele inflammatie van de luchtwegen (type II-inflammatie). Voor hen is de komst van ‘biologicals’ zoals benralizumab (anti-IL-5R), mepolizumab (anti-IL-5), dupilumab (anti-IL4/13) en tezepelumab (anti-TSLP) een grote uitkomst gebleken, met significant positieve effecten op hun kwaliteit van leven, exacerbatiefrequentie en noodzaak tot onderhoudsbehandeling met orale corticosteroïden. Ondanks dat er de laatste jaren meer bekend is geworden over de effecten van de verschillende ‘biologicals’, is het tot op heden nog onduidelijk welke ‘biological’ te prefereren is bij welke individuele patiënt.2 In dit kader hebben Tanawin Nopsopon en collega’s deze 4 ‘biologicals’ vergeleken in een netwerkanalyse, die recentelijk is gepubliceerd in The Journal of Allergy and Clinical Immunology.3
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2023;23(2):63–4)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 23, nummer 1, maart 2023
mw. G. de Vries student geneeskunde
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2023;23(1):35)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 4, december 2022
drs. K.F. Mulder aios longziekten, dr. H. de Groot
Allergische rinitis is een chronische inflammatoire ziekte die wordt veroorzaakt door het in contact komen van inhalatie-allergenen met de nasale mucosa, waarop een IgEgemedieerde reactie wordt geïnduceerd. Hierbij kunnen symptomen als jeuk, rinitis of neusverstopping ontstaan. Allergische rinitis kan worden onderverdeeld in seizoensgerelateerde klachten (SAR) en klachten die het hele jaar aanwezig zijn (AR). Bewezen is dat bij ernstig allergisch astma omalizumab effectief is in het verbeteren van de kwaliteit van leven en het reduceren van astma-aanvallen.1 Het voorkomt de binding van IgE aan de hoog-affiene Fc-epsilonI-receptor, waardoor de hoeveelheid vrij IgE afneemt die beschikbaar is om een allergische cascade teweeg te brengen. Tot nu toe zijn geen studies verricht waarin de effectiviteit van omalizumab werd vergeleken met standaard medicatie bij seizoensgebonden allergische rinitis. In een prospectief, gerandomiseerd, ‘openlabel’-onderzoek van Zhang et al. werden 32 patiënten in het TonRen ziekenhuis in Beijing met seizoensgebonden allergische rinitis geïncludeerd.2 Hierbij kreeg de interventiegroep 2 weken voor de aanvang van de pollenperiode een eenmalige injectie van 300 mg omalizumab. De controlegroep ontving de reguliere medicatie: loratadinetabletten, budesonide-neusspray en olopatadine-oogdruppels. Alle patiënten vulden dagelijks vragenlijsten in om de symptomen te monitoren, welke medicatie ze gebruikten en de kwaliteit van leven (‘quality of life’: QoL) werd gedurende de observatieperiode gemeten. De primaire uitkomstmaat was de gemiddelde dagelijkse gecombineerde symptoom- en medicatiescore (CSMS). De studie betrof 4 opeenvolgende afspraken, op de eerste afspraak werd een screening uitgevoerd, bij de tweede randomisatie voor omalizumab of standaardmedicatie, op de derde afspraak volgde de toediening van de medicatie en op de vierde afspraak volgde de voltooiing van de studie. Het moment van start 2 weken voor de aanvang van het pollenseizoen werd berekend aan de hand van de gemiddelde pollenconcentratie in Beijing op basis van de voorafgaande jaren.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(4):146–7)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 3, september 2022
dr. H. de Groot
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(3):110)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 2, mei 2022
dr. B.J. Vlieg-Boerstra , dr. N. de Jong
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(2):74–5)
Lees verder