NTvAAKI - jaargang 20, nummer 1, februari 2020
dr. S.D. Pouwels , dr. N.H.T. ten Hacken
De obstructieve longziekten astma en COPD zijn samen goed voor ruim een miljoen patiënten in Nederland. Veel patiënten overlijden aan de gevolgen van een obstructieve longziekte en de medicatiemogelijkheden zijn beperkt. Het is daarom van groot belang dat de onderliggende biologische processen opgehelderd worden, met als doel deze longziekten beter te begrijpen en aangrijpingspunten voor nieuwe behandelingen te ontdekken. In dit overzichtsartikel wordt de rol van de receptor beschreven voor geavanceerde glycatie-eindproducten (RAGE) in astma en COPD. De afgelopen jaren is in verschillende studies aangetoond dat deze receptor een sleutelrol speelt in de pathogenese van obstructieve longziektes. In dit artikel wordt de mogelijkheid onderzocht om RAGE te gebruiken als therapeutisch doelwit of biomarker voor obstructieve longziekten.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20:19-23)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 19, nummer 4, november 2019
drs. K.A.B. Eger , drs. S. van Loon-Kooij , drs. J.A.J.M. van Exsel , dr. S.A. van Nederveen-Bendien
Astma is de meest voorkomende chronische longaandoening tijdens zwangerschap. Tussen astma en zwangerschap is sprake van een complexe interactie waarbij meerdere factoren een rol spelen, zoals fysiologische en immunologische veranderingen. Als gevolg hiervan kan de mate van astmacontrole veranderen gedurende de zwangerschap. Ongecontroleerd astma en astmaexacerbaties zijn geassocieerd met zwangerschapscomplicaties bij zowel moeder als kind. Voor de uitkomst van de zwangerschap wegen, volgens de huidige inzichten, de potentiële negatieve effecten van astmamedicatie tijdens de zwangerschap niet op tegen het belang van goede astmacontrole. Om astmacontrole te optimaliseren wordt aanbevolen om zwangere astmapatiënten tijdens de zwangerschap frequenter te monitoren en aandacht te besteden aan educatie.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2019;19:131-37)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 19, nummer 3, augustus 2019
Prof. dr. P.N.R. Dekhuijzen , prof. dr. W.M.C. van Aalderen , dr. R.M.M. Kievits , drs. J. Kooistra , P. Hagedoorn , dr. J.F.M. van Boven
Met alle vormen van inhalatoren, ook met voorzetkamers, gebruikt ter behandeling van astma en chronisch obstructief longlijden worden veel fouten gemaakt die een optimale depositie van geneesmiddelen in de longen reduceren. Zorgverleners moeten zich daarbij realiseren dat met de komst van diverse nieuwe voorzetkamers, deze niet eenop-een uitwisselbaar zijn. Er zijn verschillen in de beschikbare dosis die ter beschikking is voor de patiënt, de deeltjesgrootteverdeling, de weerstand van de inspiratieklep en de voorschriften met betrekking tot schoonmaak en onderhoud. Zorgverleners en patiënten moeten hierover goed gewaarschuwd en geïnformeerd zijn en blijven.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2019;19: 90-4)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 19, nummer 2, mei 2019
dr. J. de Kluijver
Wereldwijd heeft ongeveer 10% van de mensen last van chronisch hoesten. Chronisch hoesten wordt gedefinieerd als meer dan 2 maanden dagelijks hoesten. Chronisch hoesten heeft lichamelijke, psychische en sociale gevolgen. De impact op iemands leven mag niet worden onderschat. Ondanks een consciëntieuze aanpak en behandeling volgens internationale richtlijnen blijft een deel van de patiënten onverklaard chronisch hoesten. Hopelijk komt er hiervoor in de nabije toekomst specifieke anti-hoestmedicatie met bewezen effectiviteit en veiligheid beschikbaar. Dit overzicht beschrijft de onderliggende concepten van chronisch hoesten zoals ‘cough hypersensitivity syndrome’ en ‘laryngeal hypersensitivity’, evenals de aanpak en behandeling van chronisch hoesten.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2019;19:49-54)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 19, nummer 1, februari 2019
dr. S.J.H. Vijverberg , prof. dr. A.H. Maitland-van der Zee
Inhalatiecorticosteroïden en luchtwegverwijders zijn de meestgebruikte chronische medicaties bij Nederlandse kinderen. Astmabehandeling vindt plaats volgens een medicamenteus stappenplan, waarbij de behandeling met 1 stap per keer kan worden bijgesteld. Er is echter weinig bekend in hoeverre dit stappenplan gevolgd wordt in de klinische praktijk. Het onderzoeken van patronen van medicatie-afgiften in apotheekdata kan inzicht geven in het voorschrijfgedrag van artsen. Farmaco-epidemiologisch onderzoek laat zien dat Nederlandse artsen regelmatig met meer dan 1 behandelstap de medicatie van astmatische kinderen wijzigen. Specialisten doen dit vaker dan huisartsen. Tevens komt dit vaker voor bij oudere kinderen en bij kinderen die al in een hogere behandelstap behandeld worden. De vraag rijst of de huidige behandelrichtlijnen nog wel voldoende aansluiten bij de klinische praktijk.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2019;19:11-14)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 18, nummer 3, september 2018
E. Kuipers PharmD, M. Wensing PhD, P. de Smet PhD, PharmD, M. Teichert PhD, PharmD
Openbaar apothekers hebben een belangrijke rol in het begeleiden en ondersteunen van het geneesmiddelengebruik van hun patiënten. De vraagstelling van dit onderzoek is: wat is de effectiviteit van monitoring door de apotheker op de ziektecontrole van astmapatiënten die inhalatiecorticosteroïden (ICS) gebruiken? Om deze vraag te beantwoorden werden astmapatiënten die ICS gebruikten uitgenodigd door 2 interventie- (interventiegroep [IG]) en 2 controleapotheken (controlegroep [CG]). Deelnemende patiënten vulden bij de start van het onderzoek en na 6 maanden follow-up verschillende vragenlijsten in, waaronder de ‘Control of Allergic Rhinitis and Asthma Test’ (CARAT). Aanvullend voltooiden IG-patiënten ook elke 2 weken de CARAT-vragenlijst. Indien de CARAT-scores niet optimaal waren, verslechterden of ontbraken, kregen IG-patiënten advies op maat over ziektemanagement, therapietrouw met ICS en inhalatietechniek. Voor Turbuhaler-gebruikers was aanvullende elektronische monitoring (EMI) beschikbaar, met dagelijkse herinneringen aan ICS-inname. Als primaire uitkomst werden de CARAT-scores bij de follow-up vergeleken tussen de IG en CG door middel van lineaire regressie. Als secundaire uitkomst werd de ICS-therapietrouw vergeleken door middel van logistische regressie. Van maart tot juli 2015 werden 39 IG- en 41 CG-patiënten geïncludeerd. Na 6 maanden verschilden de CARAT-scores niet tussen de IG en CG (–0,19; 95%-betrouwbaarheidsinterval [BI], –2,57–2,20), en evenmin de patiëntenaantallen met ICS-therapietrouw >80% (0,82; 95%-BI, 0,28–2,37). Onder de EMI-gebruikers verschilden de CARAT-scores niet, maar ICS-therapietrouw >80% vertoonde een 4,52-voudige toename (95%-BI, 1,56–13,1) vergeleken met gebruikers zonder EMI. Het monitoren van de openbaar apotheker had bij astmapatiënten geen invloed op CARAT-scores; EMI-gebruik liet wel een verhoogde ICS-therapietrouw zien.
(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2018;18:112-122)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 18, nummer 1, februari 2018
dr. G.J. Braunstahl , dr. ir. J.H. Kappen , dr. J.C.C.M. in ’t Veen
De behandeling van patiënten met ernstig astma is de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen. Tot 10 jaar geleden was onderhoudsbehandeling met orale corticosteroïden dikwijls de enige optie om astma-aanvallen te voorkomen en klachten te verminderen bij patiënten met ernstig astma. Nu zijn er meerdere selectieve behandelingen gericht op onderliggende biologische mechanismen beschikbaar, die het mogelijk maken om astma beter te controleren en orale corticosteroïden af te bouwen. Anti-IL-5-therapie is zo’n selectieve behandeling, waarmee sinds februari 2016 ervaring is opgedaan in verschillende centra in Nederland, waaronder het Franciscus Gasthuis in Rotterdam. Deze review beschrijft de plaatsbepaling van anti-IL-5 ten opzichte van andere biologicals en de eerste ervaringen met mepolizumab bij de behandeling van ernstig eosinofiel astma.
(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2018;18:10-15)
Lees verder