ALLERGIE

Geneesmiddelenallergie: de impact van overregistratie en te weinig verificatie

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 4, september 2015

dr. H. Röckmann

Samenvatting

Geneesmiddelenreacties zijn geassocieerd met aanzienlijke mortaliteit en morbiditeit. Kennis, alertheid en het stellen van de correcte diagnose zijn cruciaal om ernstige reacties bij toekomstige behandelingen te voorkomen. Echter maar een deel van de patiënten met een verdenking op geneesmiddelenallergie ondergaat ook diagnostisch onderzoek. Een accurate diagnose bij een verdenking op geneesmiddelenallergie is van groot belang voor toekomstige behandeling en sociaaleconomische aspecten. Studies bij patiënten met een verdenking op penicillineallergie laten zien dat de meerderheid van de patiënten na diagnostische testen niet allergisch blijkt te zijn en dit middel goed tolereert. Recente studies laten ook zien dat niet bewezen allergie voor bètalactamantibiotica een grote impact heeft op de klinische zorg en de daarmee samenhangende zorgkosten. Het is daarom van groot belang om te streven naar een consequent uitsluiten of bevestigen van een geneesmiddelenallergie, in het bijzonder wanneer er sprake is van een bètalactamantibiotica-allergie.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:101-105)

Lees verder

Allergische bronchopulmonale aspergillose

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 4, september 2015

E.S.K. Mattern , prof. dr. F.W.J.M. Smeenk

Samenvatting

Aspergillus is een schimmel die wereldwijd voorkomt en waarvan enkele honderden speciës bekend zijn. Pulmonale aspergillose refereert naar een aantal ziektebeelden die deze schimmel bij de mens in de long kan veroorzaken. Binnen dit spectrum van ziektebeelden wordt een belangrijke plaats ingenomen door allergische bronchopulmonale aspergillose (ABPA). Deze ziekte komt met name voor bij patiënten met astma of cystische fibrose (CF) en wordt veroorzaakt door een overgevoeligheidsreactie op sporen van Aspergillus fumigatus. Doordat ABPA zich zowel klinisch als radiologisch divers manifesteert, wordt de diagnose vaak laat of niet gesteld. Het vroegtijdig onderkennen en behandelen van dit ziektebeeld is van groot belang voor een goede uitkomst. In dit artikel zal een overzicht worden gegeven van de pathogenese, epidemiologie, klinische presentatie, diagnostiek en behandeling van ABPA.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:106-112)

Lees verder

De bron van specifiek IgE: B-geheugencellen en plasmacellen

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 3, mei 2015

dr. J.J. Heeringa , dr. M.C. van Zelm

Samenvatting

Hoewel immunoglobuline E (IgE) centraal staat in de inductie van IgE-gemedieerde allergieën, is slechts een beperkt aantal therapieën gericht op een reductie van (specifiek) IgE. Een van de oorzaken hiervan is de beperkte kennis over het ontstaan van de cellen die (specifiek) IgE produceren: IgE+-B-geheugencellen en IgE+-plasmacellen. Recente inzichten laten zien dat IgE+-B-cellen direct kunnen uitrijpen vanuit naïeve B-cellen, of indirect via IgG+-B-geheugencellen. Ook in humaan perifeer bloed zijn recent IgE+-B-geheugencellen en IgE+-plasmacellen waargenomen. De directe uitrijping van IgE+-B-cellen is mogelijk zonder hulp van T-cellen in lokaal (mucosaal) weefsel, en deze B-geheugencellen lijken betrokken bij de abnormale afweerreactie bij patiënten met atopische dermatitis. Dankzij deze nieuwe inzichten kunnen de cellen die verantwoordelijk zijn voor de allergische sensitisatie nu beter worden bestudeerd. Dit is belangrijk voor het ontwikkelen en optimaliseren van behandelingen tegen productie van (specifiek) IgE, zoals immunotherapie of anti-IgE-antistoftherapie.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:71-77)

Lees verder

Het Groningse urticariagroepsspreekuur, een eerste evaluatie

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 3, mei 2015

dr. J.G.R. de Monchy , H.D.M. Smidt-Huizinga , E.M. Smidt , dr. J.N.G. Oude Elberink

Samenvatting

In het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) organiseert de afdeling Allergologie sinds een aantal jaren groepsspreekuren. Een van deze groepsspreekuren is bedoeld voor patiënten met urticaria en angio-oedeem, waarvan patiënten met chronische spontane urticaria (CSU, ook wel chronische idiopathische urticaria) de grootste groep is. Veel patiënten en verwijzers gaan er meestal onterecht van uit dat CSU wordt veroorzaakt door een allergische reactie. Laboratoriumdiagnostiek levert zelden resultaten die voor de behandeling relevant zijn. Aangezien patiënten vaak een ander verwachtingspatroon hebben, is educatie nodig om een adequate therapietrouw te bereiken. Groepsspreekuren koppelen de mogelijkheid van goede voorlichting aan een doelmatige inzet van middelen. In deze retrospectieve analyse is getracht het resultaat van de behandeling van patiënten met CSU die van november 2010 tot en met juni 2013 hebben deelgenomen aan het spreekuur te onderzoeken. De gegevens van 101 patiënten konden worden geëvalueerd. Na ongeveer een halfjaar behandeling gaf 79% van de patiënten aan verbeterd te zijn. Tien procent ervoer in deze periode een recidief van klachten. Drieënzestig procent van de patiënten was klachtenvrij (minder dan eenmaal per maand symptomen) bij gebruik van onderhoudsmedicatie.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:64-70)

Lees verder

Virale luchtweginfecties en astma: kip en ei?

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 1, februari 2015

dr. R. Lutter

Samenvatting

Respiratoire virussen infecteren voornamelijk luchtwegepitheelcellen. De respons van luchtwegepitheelcellen is dan ook bepalend voor het verdere beloop van een virale infectie. Virale luchtweginfecties spelen een belangrijke rol in de etiologie van astma alsook bij het uitlokken van de acute verslechteringen (exacerbaties) van astma. Op basis van recente literatuur en eigen onderzoek worden al dan niet verworven afwijkingen in het functioneren van luchtwegepitheelcellen als oorzaak gezien voor het ontwikkelen van astma en voor de astma-exacerbaties.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:3-8)

Lees verder

Extreem verhoogde IgE-concentraties bij kinderen, wat draagt het bij aan het diagnosticeren van allergische ziekten?

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 4, november 2014

dr. D.M. Rellum , dr. M.A. Hesselink , dr. B.A. Semmekrot , dr. G.P.J.M. Gerrits , dr. M.L. Brouwer

Samenvatting

We bestudeerden de klinische relevantie van extreem verhoogde IgE-concentraties in totaalserum (TSIgE) in relatie tot allergische ziekten. We sloten in een retrospectieve studie alle patiënten (0 tot 18 jaar) in die met atopische en allergische klachten kwamen naar het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis tussen juni 2003 en oktober 2008 met TSIgE boven 1000 U/l. TSIgE’s werden bepaald met het ImmunoCap250system. TSIgE boven 1000 U/l werden gedefinieerd als extreem verhoogd. Patiënten werden verdeeld over twee groepen: groep A (TSIgE 1000–1999 U/l) en groep B (TSIgE > 2000 U/l). In totaal werden 108 patiënten geïncludeerd: 67 (62,0%) in groep A en 41 (38,0%) in groep B. De mediane leeftijd in groep A was 118 maanden (spreiding 6–209), in groep B 101 maanden (spreiding 8–212). TSIgE-waarden hielden geen verband met leeftijd of geslacht. Allergie bij eerstegraadsfamilieleden was niet gerelateerd aan TSIgE. Er werd geen significante relatie gevonden tussen TSIgE en aanwezigheid van allergeenspecifiek IgE of parasitaire infectie. Wij concluderen dat de mate van verhoging van TSIgE nauwelijks relevant is voor allergie bij kinderen tussen de 0–18 jaar. Groepen met TSIgE van 1000–2000 en daarboven lieten geen verschillende uitkomsten zien. De bepaling van het totaal-IgE bij kinderen met klachten van atopie lijkt daarom niet zinvol voor deze patiëntengroep.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:130-35)

Lees verder

Monitoren van astma bij kinderen

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 3, september 2014

dr. M.W. Pijnenburg

Samenvatting

Het doel van astmabehandeling is het bereiken van astmacontrole en het voorkomen van toekomstige risico’s voor de patiënt zoals exacerbaties, versnelde longfunctieachteruitgang of bijwerkingen van de medicatie. Om dit doel te bereiken is het belangrijk kinderen met astma regelmatig te monitoren en de behandeling hierop aan te passen. De instrumenten die daarvoor tot onze beschikking staan, zijn klinische parameters als klachten en exacerbaties, longfunctieonderzoek, bronchoprovocatietests en het meten van ontstekingsmarkers. Hoe en bij wie deze instrumenten ingezet moeten worden is niet duidelijk. Dit artikel geeft een overzicht van de beschikbare manieren om kinderen met astma te monitoren, beschrijft het nut van deze instrumenten voor de dagelijkse praktijk, en beoogt een praktisch handvat te geven voor het monitoren van kinderen met astma.

Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:98-104)

Lees verder