ALLERGIE

Contactallergie door para-fenyleendiamine in permanente haarkleuring

NTvAAKI - jaargang 16, nummer 2, mei 2016

T.A. Vogel , C.M. Oostewechel , dr. M.L.A. Schuttelaar

Samenvatting

De aromatische amine para-fenyleendiamine (p-phenylenediamine, PPD) is een van de belangrijkste ingrediënten in permanente haarkleuring. Het is een klein molecuul, dat gemakkelijk de haarschacht kan binnendringen, snel polymeriseert in aanwezigheid van een oxidant en een zeer sterke eiwitbindende capaciteit heeft. Deze chemische eigenschappen van PPD maken het niet alleen een ideaal haarkleuringsmolecuul, maar ook een molecuul dat zeer gemakkelijk (ernstige) contactallergieën kan veroorzaken. In de algemene populatie varieert de prevalentie van PPD-contactallergieën tussen 0 tot 1,6% wereldwijd, terwijl deze prevalentie bij eczeempatiënten, die epicutane allergietesten ondergingen, ongeveer 3 tot 7% is. Klinisch kenmerken PPD-contactallergieën zich door een matig scherp begrensd jeukend erytheem, schilfering, en soms vesikels of bullae op het behaarde hoofd. Het metabolisme van PPD is zeer complex en nog niet volledig opgehelderd. Het bestuderen van penetratie en haptenisatie van PPD is uitdagend, omdat PPD gemakkelijk oxideert bij blootstelling aan de lucht en geconjugeerd wordt door arylamine N-acetyltransferase 1 in monoacetyl-PPD (maPPD) en diacetyl-PPD (daPPD). De balans tussen activatie (oxidatie) en enzymatische deactivatie (acetylatie) lijkt cruciaal voor het al dan niet induceren van een sensibilisatiereactie.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:39-43)

Lees verder

Systemische bijwerkingen ten gevolge van inhalatiecorticosteroïden bij astmatische kinderen worden mogelijk onderschat

NTvAAKI - jaargang 16, nummer 2, mei 2016

M.P. Smit , dr. E.H.G. van Leer

Samenvatting

Inhalatiecorticosteroïden hebben een belangrijke rol bij de behandeling van astmatische kinderen. Een van de belangrijkste systemische bijwerkingen van inhalatiecorticosteroïden is suppressie van de hypothalamus-hypofyse-bijnieras. Vooralsnog is onbekend hoe vaak en in welke mate de hypothalamushypofyse-bijnieras wordt onderdrukt bij gebruik van inhalatiecorticosteroïden. Bijnierschorssuppressie is echter beschreven bij gebruik van een middelhoge dosis van inhalatiecorticosteroïden. Cortisol kan op verschillende manieren worden gemeten, in urine, speeksel en serum. Het bepalen van cortisol in hoofdhaar is een nieuwe onderzoeksmethode die nog verder moet worden ontwikkeld.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:44-48)

Lees verder

De toegevoegde waarde van FeNO bij de diagnose astma

NTvAAKI - jaargang 16, nummer 1, februari 2016

dr. G.J. Braunstahl

Samenvatting

Astma is een respiratoire aandoening gekenmerkt door een wisselende luchtwegobstructie en chronische inflammatie. De diagnose astma wordt gesteld op basis van typische klachten en het vaststellen van een variabele luchtwegobstructie. Meten van de luchtweginflammatie heeft vooralsnog geen plaats in het diagnostisch algoritme ondanks dat de traditionele meetmethodes hun beperkingen hebben. Stikstofmonoxide in de uitademingslucht (FeNO) is een eenvoudige en gevalideerde methode die goed correleert met de mate van eosinofiele inflammatie in de luchtwegen. Daarnaast voorspelt het of de patiënt baat zal hebben bij behandeling met inhalatiecorticosteroïden (ICS). In dit overzichtsartikel zal worden ingegaan op de huidige richtlijnen over de diagnostiek, de toegevoegde waarde van FeNO op basis van de literatuur en eigen ervaring met FeNO in een astma-expertisecentrum.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:11-14)

Lees verder

Meerwaarde van componentenanalyse bij patiënten met latex- en fruitsensibilisatie

NTvAAKI - jaargang 16, nummer 1, februari 2016

dr. J.P.M. van der Valk , prof. dr. R. Gerth van Wijk , dr. N.W. de Jong

Samenvatting

Dit artikel toont de kruis- en cosensibilisatiepatronen aan tussen latex en fruit bij drie patiënten aan de hand van componentenanalyse (‘component resolved diagnostics’, CRD). CRD is een geavanceerde bepaling die informatie geeft op componentenniveau en die gebruikt kan worden in de routinediagnostiek. De componenten die betrokken zijn bij de latex-fruitkruissensibilisatie kunnen geclassificeerd worden in de volgende eiwitfamilies: glucanases, chitinases, ‘patatin-like’-proteïnen, profilines en ‘lipid transfer’-proteïnen (LTP’s). Het karakter en de functie van elke specifieke eiwitfamilie hebben gevolgen voor het vóórkomen en de ernst van allergische klachten voor het voedingsmiddel waarvoor de patiënt gesensibiliseerd is.

Met CRD kunnen de specifieke sensibilisaties tegen componenten van deze families bij een individuele patiënt bepaald worden. Een nauwkeurig onderscheid kan worden gemaakt tussen een sensibilisatie met hoogstwaarschijnlijk milde klachten tot een patroon van sensibilisatie dat geassocieerd is met ernstige allergische reacties.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:3-10)

Lees verder

Inhalatiemedicatie bij astma: het belang van juiste inhalatietechniek en inhalatie-instructie

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 5, november 2015

T. Klemmeier-Boekhout , dr. S. Schokker

Samenvatting

Inhalatiemedicatie vormt een belangrijk onderdeel van de behandeling van astma met bewezen positieve effecten op de mate van luchtwegklachten en astmacontrole. De werking van inhalatiemedicatie is echter sterk afhankelijk van het juiste gebruik van de medicatie. Niet alleen de therapietrouw (wordt de medicatie gebruikt?) maar ook een adequate inhalatietechniek is hierbij van belang. De beschikbaarheid van veel verschillende inhalatoren – elk met een eigen instructie – kan zowel bij de patiënt als zorgverleners tot verwarring leiden waardoor de kans op het maken van fouten toeneemt. Het foutief gebruik van inhalatiemedicatie is dan ook een veelvoorkomend probleem. De noodzaak van correcte inhalatietechniek wordt meer en meer onderkend. De rol van eenduidige en uniforme inhalatie-instructie wordt echter nog steeds onderschat. In dit artikel wordt ingegaan op het belang van inhalatietechniek en inhalatieinstructie. Tevens worden aanbevelingen gedaan die bijdragen aan (het aanleren van) een juiste inhalatietechniek. Een correcte inhalatietechniek, uniformiteit in inhalatie-instructie en afstemming tussen de betrokken zorgverleners zijn belangrijke stappen bij het optimaliseren van de behandeling van patiënten met astma.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:150-154)

Lees verder

Belang van de kleine luchtwegen bij astma

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 5, november 2015

dr. M. van den Berge

Samenvatting

Astma is lange tijd beschouwd als een ziekte van de grote luchtwegen. De laatste jaren is het steeds meer duidelijk geworden dat de kleine luchtwegen ook betrokken zijn bij het astmatische ziekteproces. Er zijn nu inhalatoren met kleine deeltjes beschikbaar om de ontsteking in de luchtwegen te bestrijden met geïnhaleerde corticosteroïden die naar de kleine luchtwegen gaan. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de rol van de kleine luchtwegen en de implicaties voor de behandeling van astma.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:146-149)

Lees verder

Kun je biosimilars maken van originele antistofgeneesmiddelen? Van concept naar klinische praktijk

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 5, november 2015

dr. A.G. Vulto , drs. C.P. Jonker-Exler

Samenvatting

Biosimilars zijn afgeleide versies van innovatieve biologische geneesmiddelen. Sinds begin dit jaar is de eerste biosimilar van een recombinant-DNA-antistofgeneesmiddel, infliximab, in Nederland beschikbaar. Ruim acht jaar geleden verscheen de eerste biosimilar, voor somatropine, in Europa op de markt. De ontwikkeling van een biosimilar wordt ondersteund door regelgeving vanuit het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), dat strenge eisen stelt aan de gelijkwaardigheid van de biosimilar met het referentiegeneesmiddel. Biosimilars concurreren met het referentiegeneesmiddel en kunnen op die manier zorgen voor een prijsdaling die ten goede komt aan de maatschappelijke kosten van de gezondheidszorg. Voor de ontwikkeling en registratie van biosimilars zijn geavanceerde technologie nodig en klinische studies die in opzet verschillen van die voor innovatieve geneesmiddelen. Immunogeniciteit kan op vele manieren de werking en veiligheid van alle eiwitgeneesmiddelen (biologicals) beïnvloeden. De gelijkwaardigheid van een biosimilar heeft als gevolg dat ook eenzelfde risicoprofiel verwacht kan worden als bij het referentiegeneesmiddel. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) oordeelt dan ook over biosimilars dat deze op dezelfde manier als het referentiegeneesmiddel kunnen worden toegepast. Bij het voorschrijven en afleveren van biologicals is het belangrijk dat merknaam en batchnummer zorgvuldig op patiëntniveau worden vastgelegd om de traceerbaarheid te waarborgen.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:138-145)

Lees verder