Volgens onderzoekers van de universiteit van Bristol en diverse instituten in Londen (Verenigd Koninkrijk) leiden de internationale richtlijnen rond het diagnosticeren van koemelkallergie bij kinderen mogelijk tot overdiagnose. Zij ontdekten dat driekwart van de kinderen die in hun eerste levensjaar twee of meer symptomen van koemelkallergie vertonen als allergisch worden aangemerkt terwijl in feite maar 1 op de 100 kinderen echt koemelkallergie heeft. De bevindingen van het onderzoek zijn gepubliceerd in medisch vakblad Clinical and Experimental Allergy.
Koemelkallergie kan gepaard gaan met acute en vertraagde symptomen. Die laatste vertonen een divers beeld met gastro-intestinale verschijnselen zoals kolieken, overgeven, constipatie of diarree, maar ook cutane aandoeningen als eczeem. Vaak komen die symptomen ook om andere redenen voor bij zuigelingen, en dat maakt het moeilijk om vertraagde symptomen van koemelkallergie juist te interpreteren.
De onderzoekers in Bristol stelden vast dat een kwart van de ouders twee of meer mild ernstige tot ernstige symptomen per maand meldden. Die waren het meest frequent rond de leeftijd van 3 maanden, een leeftijd waarop kinderen nog geen koemelk drinken en doorgaans volledig met borstvoeding gevoed worden. Bij kinderen van 6 maanden oud die 2 of meer symptomen per maand vertoonden bleek het niets uit te maken of die kinderen wel of geen koemelk kregen. Met andere woorden, stellen de onderzoekers: de meeste symptomen die genoemd worden in de koemelkallergie-richtlijn zijn heel algemeen bij zuigelingen en worden niet door koemelkallergie veroorzaakt.
Onderzoeksleider dr. Rosie Vincent stelt dan ook dat de richtlijnen die ooit bedoeld waren om huisartsen te helpen koemelkallergie bij zuigelingen te herkennen er onbedoeld toe geleid heeft dat hele gewone verschijnselen ‘gemedicaliseerd’ worden en dat koemelkallergie te vaak en ten onrechte wordt vastgesteld.
De Britse onderzoekers kwamen op het idee voor hun onderzoek toen bleek dat er de laatste jaren steeds vaker specialistische babyvoeding wordt voorgeschreven, terwijl de incidentiecijfers van koemelkallergie dat niet ondersteunen. Ouders maken zich vaak bezorgd als hun kindje melk uitbraakt, diarree heeft of darmkrampen, en artsen grijpen dan te snel naar de diagnose koemelkallergie terwijl er in feite niets aan de hand is.
De onderzoekers analyseerden data uit de Enquiring About Tolerance (EAT) studie met 1.303 zuigelingen tussen 3 en 12 maanden oud, waarvan de ouders elke maand symptomen die hun kind ervoer optekenden. Die gegevens werden afgezet tegen cijfers over incidentie van koemelkallergie zoals vastgelegd in de internationale Milk Allergy in Primary Care richtlijn (iMAP). Mede-onderzoeker prof. Matthew Ridd: “Ik denk dat onze resultaten ook op andere koemelkallergie-richtlijnen van toepassing zijn. Goedbedoeld, maar het is noodzakelijk dat ze door robuuste data ondersteund worden om overdiagnose te voorkomen. De schade van overdiagnose kan ernstiger zijn dan de schade van late diagnose.”
Referentie