Depemokimab vermindert jaarlijks aantal exacerbaties bij ernstig eosinofiel astma

oktober 2024 Klinische trials Niels Elbert

Halfjaarlijkse subcutane toediening van depemokimab leidt tot een afname van het jaarlijkse aantal astma-exacerbaties en heeft een acceptabel veiligheidsprofiel bij patiënten met ernstig eosinofiel astma. Dit concluderen David Jackson (King’s College London, VK) en collega-onderzoekers in hun recente publicatie in The New England Journal of Medicine.

Depemokimab is een ultra-langwerkende biological met een hoge bindingsaffiniteit voor interleukine-5 (IL-5). Omdat IL-5 een centrale rol speelt in de groei en differentiatie van eosinofiele granulocyten, is ze een geschikt doelwit in de behandeling van patiënten met ernstig eosinofiel astma bij wie de ziekte onvoldoende onder controle is met ontstekingsremmers en luchtwegverwijders. De werkzaamheid en veiligheid van depemokimab bij deze patiëntengroep zijn onderzocht in de SWIFT-1- en SWIFT-2-studie.

SWIFT-1 en SWIFT-2 waren multicentrische, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase IIIA-studies. Patiënten ≥12 jaar met ernstig astma en een eosinofiel fenotype bij wie in de afgelopen 12 maanden ten minste 2 exacerbaties waren opgetreden ondanks behandeling met een gemiddelde of hoge dosis inhalatieglucocorticoïden kwamen in aanmerking voor deelname. Een eosinofiel fenotype was gedefinieerd als ≥300 eosinofiele granulocyten/µl bloed in de voorgaande 12 maanden of ≥150 eosinofiele granulocyten/µl bloed ten tijde van de screening. Deelnemers werden in een ratio 2:1 gerandomiseerd tussen behandeling met depemokimab (100 mg s.c.) of placebo in week 0 en week 26, als aanvulling op de standaardzorg. De primaire uitkomstmaat was het jaarlijkse aantal astma-exacerbaties gedurende 52 weken. Ook de veiligheid van de behandelingen werd beoordeeld.

In SWIFT-1 was het jaarlijkse aantal astma-exacerbaties gedurende 52 weken 0,46 in de depemokimabgroep tegenover 1,11 in de placebogroep (‘rate ratio’ [95%-BI]: 0,42 [0,30-0,59]; p<0,001). Ook in SWIFT-2 was het jaarlijkse aantal astma-exacerbaties statistisch significant lager in de depemokimabgroep dan in de placebogroep (0,56 vs. 1,08; ‘rate ratio’ [95%-BI]: 0,52 [0,36-0,73]; p<0,001). Het percentage patiënten bij wie een ongewenst voorval optrad was vergelijkbaar tussen de depemokimab- en placebogroep in zowel SWIFT-1 (73 vs. 73%) als SWIFT-2 (72 vs. en 78%). Bij 5 patiënten in de depemokimabgroepen moest de behandeling met depemokimab definitief worden gestopt vanwege verhoogde leverenzymwaarden.

Ongewenste voorvallen

In SWIFT-1 traden ernstige ongewenste voorvallen op bij 6% van de patiënten in de depemokimabgroep en bij 17% van de patiënten in de placebogroep; in SWIFT-2 was dit het geval bij respectievelijk 8 en 10% van de patiënten. Geen van de ernstige ongewenste voorvallen waren gerelateerd aan depemokimab en geen van de ernstige ongewenste voorvallen leidden tot de dood.

Referentie

Jackson DJ, Wechsler ME, Jackson DJ, et al; SWIFT-1 and SWIFT-2 Investigators. Twice-yearly depemokimab in severe asthma with an eosinophilic phenotype. N Engl J Med 9 september 2024 (epub).