Dat voedselallergieën bij kinderen met orale immuuntherapie (OIT) behandeld kunnen worden is een betrekkelijk recente ontwikkeling die lang niet bij iedereen bekend is. Zowel ouders van kinderen met een allergie als zorgverleners blijken vaak niet op de hoogte te zijn van deze behandeloptie. Dat is de conclusie uit een onderzoek uit de Verenigde Staten dat onlangs werd gepubliceerd in Journal of Allergy and Clinical Immunology: In Practice.
Voedselallergie komt voor bij ongeveer 2% van de volwassenen en 8% bij kinderen, en het lijkt erop dat de prevalentie toeneemt. Wereldwijd zijn er tenminste 500 miljoen mensen die lijden aan een voedselallergie, en ongeveer 30% of van de kinderen is allergisch voor meer dan 1 voedselallergeen. In de VS gaat het ook om 8% van de kinderen en om 10% van de volwassenen.
De standaardbehandeling van voedselallergie is eenvoudigweg: vermijden van producten die het allergeen bevatten, en zorgen dat er een snelle noodbehandeling voorhanden is in de vorm van een adrenaline-injector (Epipen). Voor de allergiepatiënten en hun families betekent dat vaak veel onzekerheid en een verminderde kwaliteit van leven, waarbij constant gewaakt moet worden voor het gevaar van anafylaxie.
Maar in 2020 werd door de FDA het middel Palforzia® goedgekeurd, dat een radicale nieuwe aanpak beloofde. Het is een middel dat is gemaakt van pindameel, en dat bedoeld is als orale therapie voor kinderen tussen 4 en 17 jaar met pinda-allergie. Toch blijkt deze behandeling lang niet bij alle kinderen ter sprake te komen.
De onderzoekers van de Northwestern University Feinberg School of Medicine ontdekten dat de nieuwe behandeling met OIT relatief het minst bekend was bij bevolkingsgroepen met een lagere sociaal-economische status. Terwijl uitgerekend kinderen van Afro-Amerikaanse, Latijns-Amerikaanse of multiraciale afkomst een grotere kans hebben op een voedselallergie. naar schatting de helft van alle Amerikaanse kinderen met een voedselallergie komt uit deze groepen.
Voor hun onderzoek maakten de wetenschappers gebruik van vragenlijsten die waren ingevuld door 781 respondenten in alle 50 staten van de VS, die een medisch vastgestelde voedselallergie hadden, of die een kind hadden met die conditie. Voorafgaand aan de studie bleek 72% van de respondenten nog nooit van OIT gehoord te hebben. Maar bij respondenten uit huishoudens met een universitaire opleiding of een hoog inkomen was het bestaan OIT veel beter bekend dan bij huishoudens met een laag inkomen of een lager opleidingsniveau. Ook was er bij hoger opgeleide en/of meer welvarende huishoudens meer bekendheid over de mogelijke werking van OIT.
De onderzoekers concluderen dat er behoefte is aan veel meer informatie over OIT als behandeloptie bij voedselallergie. Tevens signaleren ze dat er een disproportioneel verschil is tussen welvarender, hoger opgeleide huishoudens en minder rijke, minder opgeleide huishoudens, en dat het belangrijk is dat OIT ook voor die laatste groepen beschikbaar is.
Referentie