Dit artikel is onderdeel van de Editor’s Pick maart 2023, bestaande uit een selectie van klinisch relevante literatuur die onlangs gepubliceerd is in de belangrijkste internationale wetenschapstijdschriften gefocust op astma, allergie en/of klinische immunologie. Deze selectie is gemaakt door Dr. Douwe de Boer (Biochemicus, Maastricht UMC+). Bekijk hier de gehele selectie.
In een nieuwe studie van Kelderer et al. werd een associatie aangetoond tussen antibioticagebruik van de moeder of het pasgeboren kind en het ontwikkelen van allergie- en astmasymptomen. In de analyse werd gebruik gemaakt van gegevens van bijna 1.400 moeder-kind-duo’s uit een Zweedse geboortecohortstudie.
Tot dusver is de invloed van de omgeving op de prevalentie van allergieën nog niet geheel opgeklaard. Wel is duidelijk dat het microbioom een belangrijke rol speelt bij normale immuunontogenese.1 Antibiotica veranderen het microbioom van zowel volwassenen als baby’s, worden aan circa 20% van de zwangere vrouwen voorgeschreven en zijn de meest voorgeschreven medicatie voor baby’s in westerse landen.2 De invloed van deze prenatale en postnatale antibiotica op het ontwikkelen van allergie is echter nog niet eerder onderzocht. Resultaten van een nieuwe studie van dr. Fanny Kelderer et al. waarin dit verband werd onderzocht, werden onlangs gepubliceerd in Pediatric Allergy and Immunology (PAI).3
In de studie werden data van 1.387 moeder-kind-duo’s opgenomen, verkregen uit de prospectieve, populatiegebaseerde NorthPop-geboortecohortstudie. Middels web-vragenlijsten werd informatie verkregen over het antibioticagebruik tijdens zwangerschap en tot het kind 18 maanden oud was. In deze tijd werd 1.219 maal symptomen van eczeem, een piepende ademhaling en gediagnosticeerde astma gerapporteerd en 1.025 keer een gediagnosticeerde voedselallergie. Bij het kind werd op 18 maanden serum immunoglobuline E (IgE) als reactie op inhalatie- (Phadiatop) en voedselallergenen (voedselmix fx5) gemeten. Vervolgens werd bepaald of er verband is tussen prenataal en/of postnataal antibioticagebruik en sensitisatie tegen deze allergenen in de pediatrische populatie.
Prenatale blootstelling aan antibiotica bleek in de ruwe analyse geassocieerd met voedselsensitisatie (oddsratio [OR]: 1,82 [95%-BI: 1,01-3,26]), maar deze associatie was niet significant in de aangepaste analyse (aOR [95%-BI]: 1,58 [0,82-3,05]). Wel werd een niet-significante trend gezien tussen de aanwezigheid van een pieperige ademhaling en prenatale antibioticablootsteling (aOR [95%-BI]: 1,56 [0,95-2,57]). Daarnaast verdubbelde de kans op het vertonen van pieperige ademhaling bij postnataal gebruik van antibiotica (aOR [95%-BI]: 2,14 [1,47-3,11]), wat ook het geval was met astma (aOR [95%-BI]: 2,35 [1,32-4,19]). Tevens werd een verhoogde kans op eczeem gezien bij postnataal antibioticagebruik (aOR [95%-BI]: 1,49 [1,07-2,06]). Daartegenover verlaagde postnataal antibioticagebruik juist de kans op een voedselsensitisatie (aOR [95%-BI]: 0,46 [0,25-0,83]), maar werd geen verband met voedselallergie of inhalatiesensitisatie gezien.
In deze studie werden positieve associaties gezien tussen het ontwikkelen van allergische symptomen en pre- en/of postnataal gebruik van antibiotica. Daarnaast werd een positieve associatie tussen prenatale antibioticablootstelling en voedselsensitisatie gezien, tegengesteld door een negatieve associatie tussen postnataal antibioticagebruik en het ontwikkelen van een voedselsensitisatie. De onderzoekers adviseren om het verband tussen antibioticablootstelling en voedselsensitisatie later in de kindertijd nader te onderzoeken.
Referenties