Articles

Immunotherapie bij inhalatie-allergie: is uitkomst te voorspellen?

NTvAAKI - jaargang 18, nummer 1, februari 2018

dr. M.C.F.J. de Rotte , dr. H.C. Hafkamp , dr. J.M. Kruyt , dr. M.R. Batstra , dr. L.E. Bakker-Jonges

SAMENVATTING

Het voorspellen van de effectiviteit van immunotherapie (IT) als behandeling van allergische rinitis is moeilijk. In deze studie wordt onderzocht of het bepalen van specifiek-IgE (sIgE) tegen allergeencomponenten, een objectieve follow-up van huidtests en/of het bepalen van een klinische score behulpzaam zijn om de respons op IT bij een persisterende allergische rinitis te voorspellen en te vervolgen. In de patiëntenpopulatie die was geselecteerd voor immunotherapie van de afdeling KNO-heelkunde van de Reinier-Haga Groep voegde het bepalen van sIgE tegen allergeencomponenten van gras- en boompollen niets toe aan de voorspelling of deze patiënten reageren op IT. Patiënten die op basis van anamnese en reguliere sIgE-tests geselecteerd werden voor IT waren positief voor sIgE tegen de belangrijkste allergenen. De huidtest was een goede objectieve maat om de reactie op IT te vervolgen. De subjectieve klinische score correleerde ook significant met de respons op IT.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2018;18:30-36)

Lees verder

Plaatsbepaling van subcutane immunotherapie bij inhalatie-allergie: eerste of tweede lijn?

NTvAAKI - jaargang 16, nummer 2, mei 2016

C.A. Hellingman , dr. H.C. Hafkamp , C.C. Bommelje , dr. J.M. Kruyt

Samenvatting

De instelfase van subcutane immunotherapie wordt in Nederland door de specialist uitgevoerd. De onderhoudsfase kan, indien gewenst, bij de huisarts plaatsvinden. In het kader van de verschuiving van tweedelijnszorg naar de eerste lijn, lijkt het logisch zoveel mogelijk patiënten in de onderhoudsfase te verwijzen naar de huisarts.

In dit artikel wordt een literatuuroverzicht gegeven van de risico’s van subcutane immunotherapie. Systemische reacties komen gelukkig weinig voor (10–30 per 10.000 injecties). Fatale reacties zijn zeer zeldzaam. De belangrijkste risicofactoren zijn: ongecontroleerd astma, eerdere systemische reacties, gebruik van bètablokkers, immunotherapie in het pollenseizoen en versnelde instelschema’s. Tijdens de onderhoudsfase is het risico op systemische reacties even groot als tijdens de instelfase.

Overdracht van patiënten naar de eerste lijn kan in de onderhoudsfase overwogen worden voor patiënten zonder verhoogd risico. De huisarts moet zich dan wel bewust zijn van de risico’s. Bovendien moet zijn praktijk uitgerust zijn om acute situaties op te vangen en vitale functies te ondersteunen.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:49-54)

Lees verder

Autorijvaardigheid met een onbehandelde allergische rinitis door pollen kan vergelijkbaar zijn met het rijden met een alcoholpromillage van 0,5

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 1, februari 2015

dr. J.M. Kruyt

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:33-34)

Lees verder

Pollennieuws-app

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 3, september 2014

dr. J.M. Kruyt

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:125)

Lees verder

Bestaat er wel zoiets als een hypoallergene hond?

NTvAAKI - jaargang 13, nummer 1, februari 2013

dr. J.M. Kruyt

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2013;13:41-42)

Lees verder

Toekomstige vormen van immunotherapie

NTvAAKI - jaargang 12, nummer 1, februari 2012

dr. J.M. Kruyt

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2012;12:36-37)

Lees verder