NTvAAKI - jaargang 22, nummer 4, december 2022
drs. E.M. Hutten , dr. D.J.C. Hanssen , dr. A.A.J.M. van de Ven , dr. H.W. Jeuring , dr. H.N.G. Oude Elberink
Vermeende medicatieallergieën kunnen een enorme invloed hebben op behandelmogelijkheden. De verdenking op een medicatieallergie is een frequente verwijsreden op de polikliniek Allergologie. Met regelmaat worden patiënten verwezen die overtuigd zijn van het bestaan van een medicatieallergie, maar bij wie de allergoloog reeds tijdens het eerste consult vermoedt dat er geen causale relatie is tussen medicatie en klachten. Indien er een sterke overtuiging heerst bij de patiënt dat klachten worden veroorzaakt door medicatie, dan kan dit leiden tot een onbevredigende situatie waarin de patiënt niet geholpen is met enkel de boodschap dat klachten niet allergisch van aard zijn. In dit artikel wordt een dergelijke situatie beschreven. In de casus werd uiteindelijk op educatieve gronden een succesvolle, dubbelblinde placebogecontroleerde provocatietest volgens ‘single case experimental design’ uitgevoerd. De test gaf inzicht aan de patiënt en creëerde een situatie waarin de focus op een allergische origine kon worden losgelaten en gesproken kon worden over behandelmogelijkheden van functionele klachten.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(4):139–42)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 3, september 2022
D. Dijkema MSc, M.C. Ruitenbeek BSc, K. Weerstand BSc, dr. J.N.G. Oude Elberink , dr. A.A.J.M. van de Ven
Mensen met een berkenpollenallergie hebben vaak klachten door het ‘pollen food allergy syndrome’ (PFAS) voor appel. Pathofysiologisch is dit terug te voeren op de grote overeenkomsten van de PR-10-eiwitten Bet v 1 in berkenpollen met het PR-10-eiwit Mal d 1 in appel. Onderzocht is of met orale immuuntherapie (OIT) tolerantie voor appel kan worden opgebouwd. In totaal hebben 9 deelnemers meegedaan aan het onderzoek. Met een thuisintroductietest waarbij de hoeveelheid Golden Delicious-appel (1–128 g) telkens werd verdubbeld, werd bepaald bij welke hoeveelheid appel klachten van zwelling ontstonden. Vervolgens werd een OIT-protocol gestart met een startdosis 1 stap lager dan de dosisstap waarbij klachten van zwelling ontstonden. Daarna werd dagelijks een hoeveelheid appel gegeten (1–128 g, Golden Delicious, verwerkt in yoghurt) met een verdubbeling van de dosis elke 3–7 dagen. Na gemiddeld 39 dagen konden alle deelnemers een hele appel met schil eten zonder klachten. Bij 15 maanden follow-up aten bijna alle deelnemers diverse verse appelsoorten zonder PFAS-klachten. OIT met appel is, met de juiste begeleiding, veilig en lijkt een effectieve methode voor het bereiken van tolerantie voor het eten van een hele appel bij mensen met PFAS. De toevoeging van yoghurt lijkt een positieve bijdrage te leveren aan (de snelheid van) het opbouwen van tolerantie voor appel.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(3):91–7)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 1, februari 2022
D. Dijkema MSc, dr. A.A.J.M. van de Ven
Dit artikel beschrijft een 23-jarige patiënte met koemelkgemedieerde eosinofiele oesofagitis, die in complete remissie bleef na herintroductie van hoogverhitte melk en vervolgens hoogverhitte kaas. In de Internationale literatuur is dit niet eerder beschreven voor een volwassen patiënt. Bij (een deel van de) patiënten met koemelkgemedieerde eosinofiele oesofagitis lijkt sprake te zijn van de betrokkenheid van een hittelabiel (major) allergeen. Aangezien niet alle patiënten met koemelkgemedieerde eosinofiele oesofagitis hoogverhitte melk kunnen verdragen, zijn er waarschijnlijk meerdere allergenen betrokken.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(1):24–7)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 21, nummer 1, februari 2021
D. Dijkema MSc, dr. J.A.M. Emons , dr. A.A.J.M. van de Ven , dr. J.N.G. Oude Elberink
Visallergie is een van de meest voorkomende voedselallergieën. De aanbevolen behandeling betreft het vermijden van meestal alle vissoorten. Volgens nieuwe inzichten hoeft het vermijden van alle vissoorten tegenwoordig echter niet meer de praktijk te zijn. Patiënten met een visallergie zijn te onderscheiden in 3 groepen: (A) poly-gesensibiliseerde patiënten die op alle soorten vis reageren, (B) monogesensibiliseerde patiënten met een selectieve allergische reactie voor 1 individuele vissoort en (C) oligo-gesensibiliseerde patiënten die reageren op een aantal specifieke vissoorten. Hier kunnen verschillende visallergenen, waaronder parvalbumine, enolase of aldolase verantwoordelijk voor zijn. Dit artikel beschrijft de huidige stand van zaken voor de diagnostiek en behandeling van visallergie, waarbij de meeste patiënten met een visallergie toch vissoorten kunnen eten.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL2021;21(1):4-10)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 20, nummer 4, december 2020
D. Dijkema MSc, drs. L.J. Wolters , dr. A.A.J.M. van de Ven , dr. J.N.G. Oude Elberink
Van begin 2018 tot begin 2019 presenteerde zich een 10-tal patiënten op de polikliniek Allergologie voor volwassenen van het UMCG met een ernstiger reactie dan gebruikelijk op een voedselallergeen. Al deze patiënten gebruikten sinds kort een maagzuurremmer of hadden een ‘gastric bypass’ ondergaan. Hypoaciditeit van de maag, geïnduceerd door het gebruik van maagzuurremmers of na een ‘gastric bypass’, zorgt dat eiwitten minder goed worden afgebroken en het risico op een voedselallergie wordt vergroot. Aangezien veel volwassenen een maagzuurremmer gebruiken, lijkt de kans dat dit het ontstaan van een voedselallergie vergroot niet heel reëel. Toch bestaat steeds meer bewijs dat dit mechanisme wel meespeelt. Bariatrische chirurgie lijkt een relevante, nieuwe cofactor voor het ontstaan van systemische allergische reacties op hittelabiele voedselallergenen. Hypoaciditeit geïnduceerd door maagzuurremmers kan eenzelfde effect hebben. Het is daarom aan te raden hierop alert te zijn bij de anamnese. Naast hypoaciditeit speelt mogelijk ook een verhoogde darmpermeabiliteit of het microbioom een rol bij het ontstaan van voedselallergie. Hier moet meer onderzoek naar worden gedaan.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20(4):133-7)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 18, nummer 2, mei 2018
dr. A.A.J.M. van de Ven
(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2018;18:94-95)
Lees verderTo provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.