Alhoewel er steeds meer kennis is over allergeenspecifieke immuuntherapie (AIT), is er een gebrek aan data over deze therapie in de ‘real world’-setting. Daardoor is er ook weinig informatie over hoe effectief AIT daadwerkelijk is in de dagelijkse praktijk. In een retrospectieve studie werd de effectiviteit van AIT onderzocht, gebaseerd op ‘real life’-data van patiënten met allergische rinitis en/of astma. Prof. dr. Ralph Mösges (Universiteit van Keulen, Duitsland) deelde tijdens EAACI 2022 de resultaten van deze cohortstudie.
In totaal werden 7.260 patiënten met een huisstofmijtallergie met minstens eenmaal voorgeschreven AIT geïdentificeerd en gevolgd. De behandelgroep werd vergeleken met een controlegroep die geen AIT gebruikte. Er werden 3 groepen gedefinieerd: patiënten die subcutane AIT met gedepigmenteerd, gepolymeriseerd allergeenextract gebruikten (dSCIT, n=2.110), patiënten die een andere subcutane AIT gebruikten (oSCIT, n=4.928) en patiënten die werden behandeld met sublinguale AIT (SLIT, n=222).
AIT-behandeling met dSCIT was significant geassocieerd met een vermindering van 34% van de medicatie-inname voor allergische rinitis vergeleken met controles (p<0,0001). Met oSCIT en SLIT was deze vermindering respectievelijk 25,7% (p<0,0001) en 37,7% (p=0,0026). Daarnaast ging de behandeling gepaard met een significant kleinere kans op de noodzaak voor enige andere medicatie na AIT-behandeling (dSCIT: oddsratio [OR] 0,512, p<0,0001; oSCIT OR 0,584, p<0,0001; SLIT OR 0,518, p<0,001).
Verder was de AIT-behandeling bij astmatische patiënten geassocieerd met een sterke reductie in het gebruik van astmamedicatie; namelijk -45,2% met dSCIT (p<0,0001) en -32,9% met oSCIT (p<0,0001). Met SLIT was deze reductie 35,5%, maar dit was vanwege het lage patiëntenaantal niet significant (p=0,1392). Binnen de SCIT-groepen was tevens een significant kleinere kans dat er na AIT-behandeling astmamedicatie werd voorgeschreven bij patiënten die geen astma hadden toen zij starten met de studie (dSCIT OR: 0,759, p=0,0476; oSCIT OR: 0,815, p=0,0339). Het effect van SLIT was ongeveer even groot, maar was niet statistisch significant (OR: 0,753; p=0,4420).
Deze data-analyse toont aan dat AIT met huisstofmijtallergeenextracten ook in de ‘real world’ geassocieerd is met een verbetering in door huisstofmijt geïnduceerde allergische rinitis en/of astma. Alle vormen van AIT gingen gepaard met een significante vermindering van de medicatie-inname voor allergische rinitis. Bovendien was er een klein, maar statistisch significant effect van dSCIT en oSCIT op de preventie van astma-ontwikkeling en op het verlichten van astma bij patiënten die reeds astma hadden voordat ze begonnen met AIT. Het effect van SLIT op astma was vanwege het lage patiëntenaantal niet geheel duidelijk.
Referentie
Mösges R. Retrospective cohort study demonstrates the effects of allergen immunotherapy under real life conditions in house dust mite induced allergic rhinitis and asthma. Gepresenteerd tijdens EAACI; Flash Talks 000453.