Constitutioneel eczeem (CE) is een chronische en steeds terugkerende inflammatoire huidaandoening waarbij er sprake is van een verstoring in het functioneren van het immuunsysteem.1 Geschat wordt dat circa 20% van kinderen en adolescenten last heeft van CE.2 Een mogelijke therapeutische optie die deze patiëntengroep zou kunnen helpen is abrocitinib. Abrocitinib is een Janus kinase (JAK) 1-selectieve remmer (JAK1-remmer) die de belangrijkste cytokines moduleert die zijn betrokken bij CE.3 In de fase III-studie JADE TEEN werd de effectiviteit en het bijwerkingenprofiel van abrocitinib onderzocht bij tieners, in combinatie met een topische behandeling. De resultaten van deze studie werden onlangs gepubliceerd in JAMA Dermatology.4
JADE TEEN was een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie die werd uitgevoerd in Azië, Europa en Noord-Amerika, met patiënten met gemiddeld tot ernstig CE van 12 tot 17 jaar. Deze patiënten vertoonden een inadequate respons op een topische behandeling van minstens vier aaneengesloten weken of hadden behoefte aan een systemische CE-behandeling. Totaal werden 285 CE-patiënten geïncludeerd, waarvan 145 jongens, waarbij de gemiddelde leeftijd 15 jaar was (interkwartielbereik: 13-17 jaar) en 56% wit en 33% Aziatisch was. De deelnemers werden 1:1:1 gerandomiseerd toegewezen aan behandeling met eenmaal daags 200 mg abrocitinib, eenmaal daags 100 mg abrocitinib of placebo. De behandeling duurde twaalf weken en vond plaats in combinatie met topische therapie.
Het primaire eindpunt van de studie was het behalen van een onderzoekers globale beoordeling (‘Investigator’s Global Assessment’, IGA) van 0 (vrij van eczeem) of 1 (grotendeels vrij van eczeem) met daarbij een verbetering van minstens 2 punten vanaf de aanvang van de studie. Het co-primaire eindpunt was een verbetering van minstens 75% op de eczeemoppervlakte en –ernstscore (‘Eczema Area and Severity Index’, EASI-75). Een belangrijke secundair eindpunt was een verbetering van minstens vier punten op de piek-pruritus numerieke schaal (PP-NRS4) na twaalf weken behandeling.
Uit de analyse bleek dat tieners met constitutioneel eczeem significant vaker een IGA-score van 0 of 1 behaalden wanneer zij werden behandeld met abrocitinib, in vergelijking met placebo (24,5%), zowel bij de 100 mg- (41,6%; p<0,05) als 200 mg-dosering (46,2%; p<0,05). Daarnaast behaalde abrocitinib-behandelde patiënten vaker EASI-75 dan placebobehandelde patiënten (respectievelijk 68,5%, 72,0% en 41,5% bij 100 mg, 200 mg en placebo; p<0,05). Verder werd na twaalf weken een verbetering van vier punten of meer op PP-NRS4 gezien bij 52,6% van 100 mg abrocitinib-behandelde patiënten, bij 52,6% van 200 mg abrocitinib-behandelde patiënten en bij 29,8% van placebobehandelde patiënten (p<0,01 t.o.v. 200 mg abrocitinib).
Bijwerkingen werden gezien bij ongeveer de helft van de patiënten, waarbij vaker bijwerkingen ontstonden bij patiënten behandeld met 200 mg (62,8%) en 100 mg abrocitinib (56,8%). Bij 52,1% van de patiënten die een placebo ontvingen werd een of meerdere bijwerkingen gerapporteerd. Bij abrocitinib werd misselijkheid vaker gezien (18,1% bij 200 mg en 7,4% bij 100 mg). Herpesgerelateerde bijwerkingen werden zelden gezien; eenmaal bij 200 mg en geen enkele keer bij 100 mg abrocitinib. Bij twee patiënten ontstonden ernstige bijwerkingen.
Samenvattend werd gezien dat behandeling met orale abrocitinib in combinatie met topische therapie leidde tot significant verbeterde uitkomsten voor tieners met constitutioneel eczeem. Zo verdween het eczeem vaker geheel of zo goed als helemaal. Daarnaast nam de ernst en oppervlakte van het eczeem af en verbeterde de pruritis. Het bijwerkingenprofiel was daarbij gunstig.
Referenties