Samenvatting
Allergeenspecifieke immunotherapie is de enige behandeling voor allergische aandoeningen die langdurig de klachten kan onderdrukken ondanks hernieuwde blootstelling aan het allergeen. De behandeling neemt echter veel tijd in beslag en is voor lang niet alle allergische aandoeningen effectief. Om de effectiviteit van deze therapie te verbeteren zijn de onderliggende mechanismen bestudeerd in experimentele modellen. De resultaten wezen op de inductie van regulatoire T-cellen tijdens de behandeling. Deze cellen zijn echter maar gedeeltelijk verantwoordelijk voor de onderdrukking van de allergische verschijnselen na allergeenprovocatie. De dendritische cel daarentegen, die het allergeen presenteert ten tijde van de allergeenprovocaties, lijkt een belangrijke rol te spelen bij het onderdrukken van de allergische verschijnselen. Uit de literatuur blijkt dat verbetering van de effectiviteit van allergeenspecifieke immunotherapie in de experimentele modellen vooral goed werkt met adjuvantia die het tolerogene fenotype van de dendritische cel versterken of de costimulatoire interactie tussen de dendritische cel en de allergeenspecifieke T-cel tijdens de behandeling voorkomen. Verhoging van de therapeutische efficiƫntie van allergeenspecifieke immunotherapie voor een bredere klinische toepassing van deze behandelingsmethode dient zich dus vooral te richten op het verkrijgen van een tolerogeen fenotype van de allergeenpresenterende dendritische cel tijdens de behandeling.
(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:62-8)