SAMENVATTING
Het doel van dit artikel is een hypothese te bespreken waarmee kan worden verklaard waarom de meeste mensen NIET allergisch worden. Er zijn twee factoren die de vorming van IgE-producerende B-cellen beperken: 1) het ontbreken van (voldoende) IL-4 en TH2-contact die beide noodzakelijk zijn voor de klasse-switch naar IgE; 2) de onderdrukkende werking van actieve kiemcentra op IgE-producerende B-cellen. Inhalatieallergenen zijn zwakke antigenen die alleen bij (in immunologisch opzicht) de meest reactieve personen een B-celrespons induceren. Na een klasse-switch naar IgE is de overlevingskans van IgE-producerende B-cellen aangetast, vooral in actieve kiemcentra. Antigene stimulatie in de aanwezigheid van ‘danger signals’ leidt tot de vorming van volgroeide kiemcentra, waardoor IgG-producerende B-cellen worden gestimuleerd, maar IgE-producerende B-cellen worden geëlimineerd. Antigene stimulatie in de afwezigheid van ‘danger signals’ leidt meestal niet tot de vorming van volgroeide kiemcentra, waardoor IgE-producerende B-cellen kunnen ontsnappen en uitrijpen tot IgE-producerende plasmacellen. De IgE- en IgG-immuunrespons tegen geïnhaleerde allergenen zijn positief geassocieerd, maar dit resulteert in slechts een lage IgG/IgE-ratio.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2019;19:95-102)