Bij kinderen vanaf 1 jaar oud met meerdere voedselallergieën presteert monotherapie met het monoklonale IgE-antilichaam omalizumab gedurende 16 weken beter dan placebo in het verhogen van de drempeldosis van pinda en andere veelvoorkomende voedselallergenen. Dit blijkt uit de resultaten van de OUtMATCH-studie, die recentelijk zijn gepubliceerd in The New England Journal of Medicine.1
In deze multicentrische, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie werd bij patiënten van 1-55 jaar oud die allergisch zijn voor pinda en ten minste 2 andere voedselallergenen (waaronder melk, ei, tarwe, cashewnoot, hazelnoot of walnoot) onderzocht of monotherapie met omalizumamb werkzaam en veilig is. Alleen patiënten bij wie voedselprovocatie met ≤100 mg pinda-eiwit en ≤300 mg van de 2 andere voedselallergenen resulteerde in een allergische reactie, kwamen in aanmerking voor deelname.
Deelnemers werden 2:1 gerandomiseerd tussen subcutane behandeling met omalizumab of placebo (in een dosis die afhankelijk was van het lichaamsgewicht en de IgE-concentratie) elke 2-4 weken gedurende 16-20 weken, waarna de voedselprovocatietests werden herhaald. De primaire uitkomstmaat was het aantal patiënten bij wie de inname van ≥600 mg pinda-eiwit geen dosisbeperkende symptomen gaf. Belangrijke secundaire uitkomstmaten waren de aantallen patiënten die geen dosisbeperkende symptomen ontwikkelden na inname van ≥1.000 mg cashewnoot, melk of ei.
In totaal werden 180 patiënten gerandomiseerd, onder wie 177 kinderen van 1-17 jaar oud die de studiepopulatie vormden. Van de 118 deelnemers in de omalizumabgroep voldeden er 79 (67%) aan de criteria van de primaire uitkomst, vergeleken met 4 van de 59 deelnemers (7%) in de placebogroep (p<0,001). De resultaten voor de belangrijkste secundaire uitkomsten waren consistent met die van de primaire uitkomst (cashewnoot: 41 vs. 3%; melk: 66 vs. 10%; en ei: 67 vs. 0%; p<0,001 voor alle vergelijkingen). Er waren geen verschillen in de uitkomsten voor veiligheid, behalve meer injectieplaatsreacties in de omalizumabgroep.
Referentie