Nieuwe richtlijnen voor de diagnose van IgE-gemedieerde voedselallergie

december 2023 Kliniek in praktijk Marleen Huijsmans

Dit artikel is onderdeel van de Editor’s Pick van dr. Berber Vlieg-Boerstra (diëtist, Vlieg Diëtisten, en lid van de hoofdredactieraad van NTVAAKI), bestaande uit een selectie van klinisch relevante literatuur op het gebied van voedselallergieën. In deze selectie komen onder andere artikelen over veiligere voedselprovocatietesten, cognitieve gedragsinterventie bij angst door voedselallergie en nieuwe EAACI-richtlijnen aan bod. Bekijk hier de hele selectie.

Voedselallergie vormt een belangrijk volksgezondheidsprobleem met een prevalentie die in de afgelopen decennia is toegenomen. Voedselallergie kan negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid, mentale toestand en het welzijn van getroffen patiënten en hun naasten. Een nauwkeurige diagnose en goed afgestemde behandeling van voedselallergie zijn van groot belang, zowel bij het vermijden van allergenen, het toedienen van noodbehandeling en bij het voorkomen van onnodige dieetbeperkingen. Daarom heeft de European Academy of Allergy and Clinical Immunology (EAACI) onlangs nieuwe richtlijnen opgesteld voor het diagnosticeren van IgE-gemedieerde voedselallergie. De richtlijnen werden gepubliceerd in het tijdschrift Allergy.

Voedselallergie kan worden ingedeeld in IgE-gemedieerd, niet-IgE-gemedieerd en gemengd IgE- en niet-IgE-gemedieerd, afhankelijk van de betrokkenheid van IgE bij de pathogenese. Specifiek kan het op basis van het onderliggende mechanisme worden ingedeeld als type I-hypersensitiviteit (IgE-gemedieerd), type III of type IV-hypersensitiviteit (niet-IgE-gemedieerd) of een combinatie van IgE- en cellulaire mechanismen (gemengd IgE- en niet-IgE-gemedieerd), respectievelijk. Onlangs presenteerde de EAACI tevens een nieuwe nomenclatuur voor allergieën en hypersensitiviteitsreacties. De huidige richtlijn is uitsluitend gericht op IgE-gemedieerde voedselallergie, zoals gedefinieerd door:

  • Typische symptomen die meestal binnen 2 uur na blootstelling aan het allergeen optreden en reproduceerbaar zijn bij herblootstelling;
  • Bewijs van IgE-sensitisatie en/of respons van effectorcellen op het verdachte allergeen.

Nieuwe aanbevelingen

In de nieuwe richtlijn werden 8 aanbevelingen gepresenteerd op het gebied van de klinische achtergrond van de patiënt, de diagnostische tests en orale voedselprovocatietests (‘oral food challenge’, OFC). Deze aanbevelingen werd opgesteld door experts en verschillende stakeholders op basis van systematische reviews van de bestaande wetenschappelijke literatuur.

Klinische achtergrond

  1. Bij patiënten met vermoedelijke IgE-gemedieerde voedselallergie wordt een gedetailleerde allergiegerichte anamnese aanbevolen als de eerste stap in het diagnostische onderzoek naar voedselallergie.

Diagnostische tests

  • Bij patiënten met een voorgeschiedenis van vermoedelijke IgE-gemedieerde voedselallergie worden huidpriktests en/of meting van het serum-specifieke IgE aanbevolen ter ondersteuning van de diagnose;
  • Bij patiënten met een voorgeschiedenis van vermoedelijke IgE-gemedieerde allergie voor pinda, hazelnoot of cashewnoot wordt, indien beschikbaar, specifiek IgE voor respectievelijk Ara h 2, Cor a 14 of Ana o 3 aanbevolen, naast de huidpriktest en/of IgE voor extracten, om de diagnose verder te ondersteunen;
  • Bij patiënten met een onduidelijke diagnose van IgE-gemedieerde allergie voor pinda of sesam wordt, indien beschikbaar, een basofielactivatietest voor respectievelijk pinda of sesam aangeraden om de diagnose verder te ondersteunen;
  • Bij patiënten met vermoedelijke IgE-gemedieerde voedselallergie wordt het geïsoleerde gebruik van IgG- en IgG-subklasse-tests, evenals enkele andere tests, afgeraden om de diagnose van IgE-gemedieerde voedselallergie te ondersteunen;
  • Herbeoordeling van kinderen met voedselallergie op regelmatige intervals kan waardevol zijn, afhankelijk van leeftijd, type voedselallergie en de voorgeschiedenis van de patiënt, met het oog op mogelijke ontwikkeling van spontane tolerantie.

Orale voedselprovocatietests

  • Een gecontroleerde OFC wordt aanbevolen als diagnostische procedure om voedselallergie te bevestigen of uit te sluiten;
  • Een dubbelblinde, placebogecontroleerde voedseluitdaging kan worden uitgevoerd als de uitkomst van een OFC onduidelijk is.

Conclusie

De EAACI heeft nieuwe richtlijnen opgesteld voor het diagnosticeren van IgE-gemedieerde voedselallergie. Door de diagnose te verbeteren en nauwkeuriger te maken, kan de behandeling van deze allergie beter worden toegespitst op de patiënt. 

Referentie

Santos AF, Riggioni C, Agache I, et al. EAACI guidelines on the diagnosis of IgE-mediated food allergy. Allergy 2023;10.1111/all.15902. doi:10.1111/all.15902