Epicutane behandeling met behulp van een speciale huidpleister met minuscule doses pinda blijkt een effectieve therapie te zijn voor pinda-allergie onder peuters, volgens een studie uit Colorado (V.S.) die is gepubliceerd in The New England Journal of Medicine. 67% van de kinderen die de huidpleister gebruikten voldeden aan het primaire eindpunt van het onderzoek, tegenover 33,5% van degenen op placebo. De pleisers werden daarnaast ook goed verdragen: 0,4% van de behandelingsgroep ondervond ernstige behandelingsgerelateerde bijwerkingen.
De bevindingen met betrekking tot de werkzaamheid waren consistent in subgroep- en gevoeligheidsanalyses, en ook de veiligheidsprofielen waren aanvaardbaar, schrijven Matthew Greenhawt, MD, MBA, MSC, directeur van de afdeling Food Challenge and Research in het Children’s Hospital Colorado, en collega’s.
Pinda-allergie treft naar schatting zo’n 2% van alle peuters en zuigelingen. Immunotherapie, waarbij konderen stukje bij beetje gedesensibiliseerd worden door ze steeds meer pinda toe te dienen, wordt gezien als een effectieve behandeling. Momenteel kunnen kinderen van 4 jaar en jonger met pinda-allergie worden behandeld met orale immunotherapie, maar deze behandeling gaat gepaard met lastige toedieningsschema’s en een risico op behandelingsgeassocieerde systemische bijwerkingen, aldus de onderzoekers. Voor ouders is zo’n behandeling niet eenvoudig. Bovendien wordt het merendeel van de kinderen met pinda-allergie reeds op jongere leeftijd gediagnosticeerd. Maar voor kinderen jongen dan 4 jaar oud bestonden er tot dusver geen goedgekeurde behandelopties.
Greenhawt denkt daarom dat epicutane immunotherapie (EPIT) een uitkomst kan bieden. “Het is een manier van desensibilisatie die gebruik maakt van het feit dat de huid het grootste immuunorgaan van het lichaam is,” zegt hij. “Een 250 µg pindapleister produceert een beschermingsniveau met behulp van veel kleinere doses pinda-eiwit in vergelijking met een orale therapie.” Een EPIT-pleister wordt eenmaal per dag aangebracht, en de dosis gaat zelden gepaard met systemische bijwerkingen. Bovendien hoeven de activiteiten van het kind niet te worden aangepast rond de dosis, en het kan zelfs worden toegepast als het kind ziek is.
De fase III, multicenter, dubbelblinde, gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde Epicutaneous Immunotherapy in Toddlers with Peanut Allergy (EPITOPE) studie includeerde 362 patiënten (mediane leeftijd, 2,5 jaar; 68% jongens; 63,3% blank) in de leeftijd van 1 tot 3 jaar tussen 31 juli 2017, en 27 april 2022, op 51 locaties in acht landen. Er waren 244 patiënten in de interventiegroep en 118 in de placebogroep. De pindapleister met 250 µg pinda-eiwit, gelijk aan een duizendste van 1 pinda, of een placebopatch werd gedurende 12 maanden elke dag aangebracht op de interscapulaire zone van de patiënt. Ook hadden 67 patiënten een uitlokkende dosis van 10 mg of minder, en 295 patiënten een uitlokkende dosis van meer dan 10 mg. De totale mediane blootstelling aan de patch was 376 dagen.
De interventiegroep had een mediane gemiddelde dagelijkse duur van 22,2 uur (IQR, 19,4-23,4) en de placebogroep had een mediane gemiddelde dagelijkse duur van 23,7 uur (IQR, 22,9-24). De gemiddelde totale therapietrouw was 97% ± 6,9%, waarbij 84,8% van de patiënten de toegewezen interventie of het placebogebruik voltooide.
Na 12 maanden ging 67% van de interventiegroep en 33,5% van de behandelingsgroep (procentpuntverschil, 33,4; 95% CI, 22,4-44,5) van een uitgangsdosis van meer dan 10 mg naar een uitlokkende dosis van minstens 1000 mg na de behandeling (ongeveer drie tot vier pinda’s, of tussen vier en vijf pinda M&M’s) of ging van een uitgangsdosis van 10 mg of minder naar minstens 300 mg na de behandeling, wat de onderzoekers responder-eindpunten noemden.
De mediane veranderingen in cumulatieve reactieve doses van baseline tot maand 12 waren 1.300 mg (IQR, 140-3.000) voor de interventiegroep en 0 mg (IQR, 0-1.000) voor de placebogroep. De mediane veranderingen in uitlokkende doses van baseline tot maand 12 waren 900 (IQR, 90-1.700) voor de interventiegroep en 0 mg (IQR, 0-700) voor de placebogroep.
Ongeacht hun subgroep van uitgangsdosis, had 64,2% van de interventiegroep en 29,6% van de placebogroep een uitlokkende dosis van ten minste 1000 na 12 maanden (verschil in procentpunten, 34,7; 95% CI, 23,6-45,7). Ook had 37% van de interventiegroep en 10% van de placebogroep een cumulatieve reactieve dosis van ten minste 3.444 mg na 12 maanden (verschil in procentpunten, 27; 95% CI, 17,9-36,1).
De verhoudingen van milde, matige en ernstige bijwerkingen waren in evenwicht in de interventie- en placebogroep bij baseline, maar de verdeling van de maximale symptoomernst verschoof naar minder ernstige symptomen in de interventiegroep op maand 12, samenvallend met hogere uitlokkende doses en meer patiënten die responder eindpunten bereikten. De pindaspecifieke IgE-niveaus daalden voor de interventiegroep, maar stegen voor de placebogroep. Ook de pindaspecifieke IgG4-niveaus stegen voor de interventiegroep, maar er was weinig verandering voor de placebogroep vanaf de basislijn tot maand 12, aldus de onderzoekers. Elke patiënt in de interventiegroep en 99,2% van de placebogroep kreeg te maken met bijwerkingen, meestal op de plaats van toepassing van de pleister, zoals erytheem (98% en 90,7%), pruritis (94,7% en 61%) en zwelling van de plaats (72,5% en 39%). Huidreacties, waaronder vooral erytheem, kwamen vaker voor gedurende de eerste 3 maanden en namen daarna geleidelijk af gedurende de studieperiode voor zowel de interventie- als de placebogroep. Ook had 81,6% van de interventiegroep en 55,1% van de placebogroep tijdens de behandelingsperiode lokale bijwerkingen die langer dan 90 dagen duurden, waarbij 95,9% van de interventiegroep en 63,6% van de placebogroep ten minste eenmaal een topisch corticosteroïd gebruikte voor deze reacties.
Er waren 21 patiënten in de interventiegroep (8,6%) en drie in de placebogroep (2,5%) die ernstige bijwerkingen ondervonden, exclusief die welke plaatsvonden tijdens voedseluitdagingen. Evenzo meldde 7,8% van de interventiegroep en 3,4% van de placebogroep anafylaxie, waaronder 26 reacties buiten de voedseluitdagingen bij 17 patiënten in de interventiegroep (7%) en drie patiënten in de placebogroep (2,5%) die systemische bijwerkingen van bijzonder belang waren. De onderzoekers beschouwden vier anafylactische reacties (1,6%), alle in de interventiegroep en alle met lichte of matige ernst, als gerelateerd aan de behandeling. Acht patiënten in de interventiegroep (3,3%) staakten hun deelname aan het onderzoek na het doormaken van 14 voorvallen, en de onderzoekers zeiden dat de voorvallen die zeven van deze patiënten ertoe brachten de studie te verlaten mogelijk verband hielden met de interventie.
Gezien de superioriteit van de behandeling in vergelijking met placebo, zeiden de onderzoekers dat EPIT voor pinda-allergie de kans op allergische reacties bij toevallige blootstelling kan verminderen als alternatief voor OIT voor kinderen in deze leeftijdsgroep. Greenhawt hoopt dan ook dat de Amerikaanse medicijnautoriteit FDA spoedig tot goedkeuring van de pindapleisters zal overgaan.
Referentie