Nieuwe inzichten in de behandeling en preventie van allergie

januari 2023 Wetenschap Diede Smeets

Nieuwe inzichten op het gebied van de onderliggende mechanismen van allergische ziekten hebben in de laatste vijf jaar bijgedragen aan de ontwikkeling van nieuwe en effectieve behandelingen. Een recente review, gepubliceerd in Science Translational Medicine, beschrijft onder andere de huidige mechanistische inzichten die betrokken zijn bij de behandeling en preventie van allergieën.

Afwijkende reacties van het immuunsysteem op normaliter onschadelijke stoffen kunnen leiden tot verschillende soorten hypersensitieve reacties. De meest bestudeerde allergische ziekten zijn atopische ziekten, welke een gemeenschappelijk onderliggend pathofysiologisch mechanisme hebben en waarvan wordt gedacht dat ze, in ieder geval gedeeltelijk, gemedieerd worden door IgE. Voorbeelden van veelvoorkomende atopische ziekten zijn allergische rinitis, atopische dermatitis, allergisch astma en voedselallergie.  

Preventie

Op basis van de huidige data bestaan preventieve behandelingen voor allergische aandoeningen uit het op vroege leeftijd blootstellen aan allergenen en het behouden en repareren van epitheelbarrières. Daarnaast kan het vermijden van pollen en andere luchtvervuilende deeltjes de verergering van allergieën voorkomen. De inname van een divers dieet als zuigeling en in de peutertijd kan het risico op allergieën beperken, waarschijnlijk door de activatie van tolerogene signalering door Treg-cellen en hun mediatoren. Deze bevindingen hebben geleid tot aangepaste richtlijnen wat betreft voedselintroductie bij kinderen. Meer mechanistische studies zijn echter nodig om te bevestigen welke cellen en mediatoren precies betrokken zijn bij de ontwikkeling van voedseltolerantie in de kindertijd.

Een andere potentiele methode ter preventie van allergieën is het repareren van de huidbarrière door middel van vochtinbrengende crèmes. Het gaat hierbij om vochtinbrengende crèmes met een pH en een lipide-samenstelling (3:1:1 ceramides, cholesterol en vrije vetzuren) vergelijkbaar met de huid. Dit soort vochtinbrengende crèmes voorkomen transepidermaal waterverlies en verhogen IgG4:IgE-ratios, wat suggereert dat ze de barrièrefunctie van de huid verbeteren en allergische sensibilisatie verminderen. De werkzaamheid van dergelijke crèmes in allergiepreventie wordt momenteel onderzocht in diverse klinische studies.

Allergiebehandelingen

Behandelingen voor allergische aandoeningen bestaan onder andere uit antihistaminica, corticosteroïden, leukotriëenreceptorantagonisten, kortwerkende bèta-agonisten, biologicals, Januskinase(JAK)-remmers en allergeenspecifieke immuuntherapie.

Het anti-IgE monoklonale antilichaam omalizumab was in 2003 de eerste biological die werd goedgekeurd door de FDA voor de behandeling van astma. Sinds die tijd zijn nog vijf andere biologicals op de markt gebracht voor dezelfde indicatie, die allen ingrijpen op cytokinen in de allergie-route. Daarnaast worden er momenteel diverse andere behandelingen onderzocht gericht op allergieën. Zo is een behandelingscocktail bestaande uit twee humane monoklonale IgG-antilichamen ontworpen, die specifiek een belangrijk kattenallergeen (Fel d 1) binden en blokkeren. Deze behandelingscocktail wordt momenteel onderzocht in een klinische fase III-studie voor de inzet tegen kattenallergie. Voor de behandeling van pinda-allergie wordt op dit moment het peptidenmengsel PVX108 onderzocht in klinische studies, naast een huidsticker met pinda-allergenen, pinda-allergenenpoeder en het anti-IgE monoklonale antilichaam ligelizumab.

Immuuntherapie-behandelingen moduleren het immuunsysteem, en de bijbehorende tolerantieverhoging blijkt daarbij geassocieerd met toegenomen IgG4:IgE-ratios. Subcutane immuuntherapie was de gouden standaard voor de behandeling van allergische rinitis, maar in de afgelopen jaren is sublinguale immuuntherapie effectiever en veiliger gebleken. Voor de behandeling van voedselallergieën is orale immuuntherapie het meest veelbelovend gebleken. Klinische studies naar probiotica hebben geen overtuigende werkzaamheid voor de behandeling van allergische aandoeningen aan weten te tonen.

Tot slot zijn ook JAK- en Bruton’s tyrosinekinase (BTK)-remmers veelbelovend voor de behandeling van diverse allergieën. In totaal zijn drie JAK-remmers door de FDA goedgekeurd voor de behandeling van atopische dermatitis. In de EU is baricitinib door de EMA goedgekeurd voor de behandeling van atopische dermatitis. BTK-remmers zouden ingezet kunnen worden voor de preventie van IgE-gemedieerde anafylaxie. Kortetermijnbehandeling met de BTK-remmer ibrutinib blijkt IgE-gemedieerde basofielactivatie en bijbehorende huidreacties te beperken bij volwassenen met pinda- of boomnootallergie.

Conclusie

Er is de afgelopen jaren substantiële progressie gemaakt wat betreft kennis over factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van allergische aandoeningen en over de wijze waarop de incidentie van allergieën verlaagd kan worden. Toch zijn er nog belangrijke uitdagingen in het veld, zoals het onderzoeken van ‘precision medicine’-aanpakken en het bepalen van biomarkers met voorspellende waarde.

Referentie

Akdis CA, Akdis M, Boyd SD, et al. Allergy: Mechanistic insights into new methods of prevention and therapy. Sci Trans Med 2023;15:eadd2563.