Twee vervuilende stoffen in de atmosfeer, te weten ozon en fijnstof, blijken verantwoordelijk te zijn voor astma-aanvallen bij kinderen en jongeren uit Amerikaanse stedelijke gebieden, en dan vooral uit wijken met een lager inkomensniveau. Dat is de uitkomst van een studie door de National Institutes of Health (NIH) in de Verenigde Staten die verscheen in vakblad The Lancet Planetary Health. Er blijken ook verbanden te zijn tussen blootstelling aan de twee stoffen en moleculaire veranderingen in de luchtwegen van kinderen tijdens dergelijke astma-aanvallen die niet door virusziekten van de luchtwegen veroorzaakt worden. Volgens de NIH levert de studie nieuw bewijs dat het terugdringen van luchtvervuiling de algehele gezondheid verbetert.
Astma is een ziekte die veroorzaakt wordt door chronische inflammatie van de luchtwegen. Gedurende een astma-aanval zetten de slijmvliezen in de longen, bronchiƫn en luchtpijp op, en trekken spieren rondom de luchtwegen zich samen. De slijmvliezen produceren daarnaast extra slijm, wat de luchtwegen nog verder vernauwt. In de Verenigde Staten blijken met name kinderen in arme stadswijken een hoog risico op astma-aanvallen te hebben. Er is veel onderzoek gedaan naar astma-aanvallen die veroorzaakt worden door virale infecties van de hogere luchtwegen (onder meer RSV, verkoudheid, griep en corona), maar er was nog weinig bekend over astma-aanvallen die optreden zonder dat er een dergelijk virus in het spel is.
In hun onderzoek keken de wetenschappers naar de relatie tussen gemeten luchtverontreinigingsniveaus en prevalentie van astma-aanvallen zonder dat daar een respiratoir virus bij betrokken was. Er werden 208 kinderen gevolgd, tussen 6 en 17 jaar oud, die in achterstandswijken in een van 9 Amerikaanse steden wonen. De gevonden associaties tussen vervuilingscijfers en niet-virale episodische astma-aanvallen werd vervolgens vergeleken met dezelfde cijfers van 189 kinderen en jongeren (6 tot 20 jaar oud) uit achterstandswijken in 4 steden, maar dan met persisterende astma.
De kinderen werden gevolgd tot ze twee keer ziek werden, of tot 6 maanden. Elke keer als een kind ziek werd, werd vastgesteld of het om een virale of niet-virale ziekte ging, en of die gepaard ging met een astma-aanval of niet. Bij elk ziektegeval werden de indexcijfers voor de geldende luchtkwaliteit op dat moment geraadpleegd. Vervolgens werden de gegevens gecorrigeerd voor locatie en jaargetijde om deze variabelen zo min mogelijk van invloed op de resultaten te laten zijn.
Het bleek dat bijna 30% van de stadskinderen astma-aanvallen zonder virale aanleiding kreeg, en dat is tot drie keer zo veel als bij kinderen die niet in de stad wonen. De astma-aanvallen bleken vaak samen te vallen met grote hoeveelheden ozon en fijnstof die op hetzelfde moment in hun woonomgeving gemeten waren. De onderzoekers namen neusslijm af bij kinderen op het moment dat zij ziek waren, en ontdekten dat bepaalde genen die bekend staan om hun betrokkenheid bij aandoeningen van de luchtwegen een andere expressie vertoonden. Dat doet de wetenschappers vermoeden dat er mogelijk onvermoede biologische mechanismen aan het werk zijn bij niet-virale astma-aanvallen.
De onderzoekers pleiten ervoor om maatregelen te nemen om de schadelijke effecten van luchtvervuiling in steden te matigen. Mogelijk kunnen ook apps en sensoren nuttig zijn om mensen met astmatische klachten te informeren over de luchtkwaliteit, zodat ze voorzorgsmaatregelen kunnen nemen.
Referentie